Zoekbeeld:
Zeevis. Kabeljauwachtige die tot 130 cm lang kan
worden. Slank torpedovormig lichaam met spitse snuit, zonder
kindraden. De dieren hebben drie rugvinnen. De onderkaak steekt
duidelijk buiten de bovenkaak uit. De zijlijn vertoont een duidelijke
bocht naar beneden achter de kieuwvin.
Kenmerken:
Afmetingen: tot 130 cm.
Kleur: De rug is bruingroen, de zijkanten geelgroen. De zijlijn is
donker gekleurd.
Vorm: Een slank torpedovormig lichaam met spitse snuit.
Vinnen: De dieren
hebben drie rugvinnen
Overig: Er is géén draadje onder de kin. Het oog staat achter de bek, waarvan de mondhoek iets naar beneden
afloopt. De zijlijn vertoont een duidelijke
bocht naar beneden achter de kieuwvin.
Te verwarren met:
De Pollak kan verward worden met een aantal andere kabeljauwachtigen. Verschillen zijn:
De Schelvis is te onderscheiden door de verder naar voren stekende bovenkaak dan de onderkaak. Bij de Pollak is dat precies andersom. Verder loopt bij de Schelvis de zijlijn in een minder duidelijke bocht , heeft een zwarte vlek vlak boven de borstvinnen, en de eerste anaalvin begint iets naar achteren ten opzichte van de tweede rugvin. Bij de Pollak begint de anaalvin halverwege de eerste rugvin.
Het makkelijkste verschil met de Koolvis is dat deze een lijnrechte zijlijn heeft. De anaalvin begint vrijwel gelijk ten opzichte van de tweede rugvin.
De Wijting blijft over het algemeen iets kleiner tot maximaal 70 centimeter. Ze heeft een langere bovenkaak dan onderkaak. De Wijting is de enige van de vier die, net als de Kabeljauw, geen gevorkte staartvin heeft, maar een vlagvorm.
Areaal en verspreiding:
Noordoost-Atlantische Oceaan, Oostzee, Noordzee en Middellandse Zee. Langs de Nederlandse kust worden meestal jongere dieren waargenomen.
Habitat en ecologie:
Volwassen Pollakken leven meest in dieper water op open zee, vaak in de buurt van scheepswrakken. Jongere exemplaren worden vaker langs de kust gezien bij rotsen en wiervelden. Ook komen ze vaak voor bij andere objecten, zoals de pijlers van de Zeelandbrug. De dieren leven vrijzwemmend, vaak bij de bodem. Vanaf de kustwateren tot een diepte van 200 meter. De paaitijd loopt van januari tot april in
diep water. Ze leven van kreeftachtigen en andere vissen.
Pollakken lijken te worden aangetrokken door geluiden, waaronder uitgeademde luchtbellen van duikers.
Literatuur:
Nijssen, H., 2010.
Zeevissen. KNNV-Veldgids nr. 14. Utrecht, Stichting Uitgeverij KNNV. 160 pp.
Nijssen, H. & S. J. de Groot, 1987. De vissen van Nederland. Uitg. KNNV,
Utrecht. nr. 42. 224 pp.
Redeke, H.C., 1941. Fauna van Nederland. Afl. X: Pisces (Cyclostomi-Euichthyes)
(Ti-Tii). 1-331. Sijthoff, Leiden.
Zoetemeyer, R.B., 2010. Overzicht van de Nederlandse zeevissen. Uitg.
Sportvisserij Nederland, Bilthoven. 212 pp.
Auteurs:
W. Vlierhuis (2013)
[IvL jan. 2014]
Aphia ID:
126440
Gebied:
Nederland
Biotoop:
Zoutwater
Project:
MOO
Gerelateerde soorten:
Kabeljauw
Zeebaars
Pollak
Wijting