Inleiding
Ammoniak en stikstofoxide, aangevoerd via de lucht en grondwater en afkomstig van industrie, verkeer, landbouw en veeteelt, hebben tot gevolg dat stikstofminnende vegetaties in de duinen sneller zijn gaan groeien. Struweel- en ruigtebegroeiingen nemen daardoor de overhand en de vegetatiestructuur verdicht. Kenmerkende stikstofgevoelige duinvegetaties met lage grassen en kruiden, ook wel Grijsduin-vegetaties genoemd, zijn daardoor in het gedrang gekomen. Om het probleem aan te pakken hebben duinbeheerders het afgelopen decennium op grote schaal verruigde- en met struweel begroeide - duinhabitats heringericht. Sinds 2015 worden ook in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) duingebieden opener gemaakt ten behoeve van het Europees beschermde habitattype Grijze duinen. Dit wordt gedaan door grote oppervlakten van onder meer duindoornstruwelen en ruigten weg te halen en vervolgens de bodem af te plaggen. Om te voorkomen dat de vegetaties terugkeren worden steeds vaker grote grazers als paarden, koeien, geiten en schapen ingezet als natuurbeheerders. Vooral door deze combinatie van maatregelen is veel leefgebied van de Nauwe korfslak verloren gegaan.
Daarnaast zijn er nog andere beheermaatregelen waardoor de Nauwe korfslak is afgenomen. Door aanpassingen in het beleid en het duinbeheer kan de dalende trend van de Nauwe korfslak worden tegengegaan en is zelf weer herstel mogelijk. Hieronder worden adviezen gegeven, die er toe kunnen leiden dat de dalende trend van de Nauwe korfslak populatie wordt gestopt en zelfs herstel mogelijk maken.
Herstelmaatregelen
Rooien van bomen en struiken, en machinaal afplaggen kleinschaliger en zorgvuldig uitvoeren
Door vóór het uitvoeren van dergelijke werkzaamheden te onderzoeken waar de Nauwe korfslak in grote dichtheden voorkomt en deze locaties ongeschonden te laten, kan de schade aan de populaties sterk worden beperkt en kunnen vanuit deze zogenaamde refugia de afgeplagde gebieden later weer worden ‘bevolkt’. Men dient er rekening mee te houden dat door plagwerkzaamheden waarbij omvangrijke zandvlakten ontstaan hevige zandverstuivingen plaats zullen vinden waarbij ook een groot areaal omliggend habitat bedekt raakt onder een laag zand. Het daarom beter om geen grote zandvlakten in leefgebieden van de Nauwe korfslak te creëren.
Hier is voorafgaand aan de plagwerkzaamheden in kaart gebracht welke locaties belangrijk zijn voor Nauwe korfslak. Door deze plekken bij het plaggen sparen, blijven refugia voor Nauwe korfslakken behouden. Belangrijk is wel dat refugia voldoende groot zijn.
Zorgvuldig kiezen van de refugia-locatie
De locatie van deze refugia hoort zodanig gekozen te worden, dat de gespaarde "eilanden" van vegetatie en omliggende leefgebieden niet bedekt worden door een laag stuifzand, waardoor ook de gespaarde en de nabij gelegen populaties verloren gaan. Migratie van slakken over zandvlakten is onmogelijk. In gebieden waar men voor grootschalig plaggen gekozen heeft, is het beter om wisselend delen te plaggen en ongemoeid te laten (mozaïekbeheer). Zodoende kan de ruimtelijke samenhang van de vegetatie gespaard blijven. Daarmee worden hevige verstuivingen voorkomen en blijft migratie van slakken mogelijk. Bij het inscharen van vee na plaggen is het essentieel dat men slakken-refugia uitrasterd zodat die niet betreden en begraasd worden (zie begrazing). Toename van verstuiving en herstel van grijs duin kan op langere termijn ook gunstig zijn voor de Nauwe korfslak, vooral in de gebieden waar de toplaag min of meer ontkalkt is. Het dieper gelegen, kalkrijke zand kan dan aan de oppervlakte komen en op den duur, als de vegetatie zich herstelt, potentieel geschikt leefgebied vormen. Bij jaarrond begrazing door vee ontstaat echter geen gunstig leefgebied en is hervestiging niet te verwachten. Het is aan te bevelen om beheeringrepen die ongunstig zijn voor de Nauwe korfslak, zo veel mogelijk uit te voeren in voor de soort ongunstige biotopen zoals ontkalkte duinen.
Door grootschalige plagwerkzaamheden in de duinen zijn grote leefgebieden van de Nauwe korfslak verloren gegaan.
Het wisselend sparen van vegetatie tijdens het plaggen (mozaïekbeheer) zoals hier gebeurd is, is een goede beheermethode om populaties Nauwe korfslak te sparen. Door het behoud van ruimtelijke samenhang van vegetatie blijven mogelijkheden tot migratie van slakken behouden.
In deze duinen zijn eilanden van struweel gespaard om populaties Nauwe korfslakken te behouden. De bodem is echter inmiddels ondergestoven. De aanwezige populaties Nauwe korfslakken zijn daardoor verstikt onder een (dikke) laag zand. Het is dus belangrijk de refugia niet midden op de stuifvlakte te situeren.
Begrazing
Begrazing in het algemeen ongunstig voor slakkensoorten
Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat begrazing door rundvee, paarden, schapen en geiten in het algemeen ongunstig is voor huisjesslakken.Tijdens onderzoek naar de gevolgen van oude beheermaatregelen en ‘herstelingrepen’ voor Nauwe korfslak in Meijendel en Berkheide in 2013 bij voorbeeld viel op dat de verschillen in aantallen en soorten tussen begraasd en onbegraasd erg groot waren. Uit recent monitoringonderzoek kwam uit berekeningen die door het CBS uitgevoerd zijn naar voren dat bij 27 andere slakkensoorten die in de habitat van de Nauwe korfslak voorkomen significante afnames waren, zowel qua aantallen als verspreiding.
Drie jaar na de start van de drukbegrazing is het aantal Nauwe korfslakken gedecimeerd.
De gemiddeld waarden zijn gebaseerd op het aantal slakken per monster van 3 liter bodemstrooisel.
Begrazing leidt tot voor Nauwe korfslak ongunstige veranderingen in de vegetatie
In verruigde duingebieden waar vee is ingeschaard, worden vegetaties van langhalmige grassen zoals duinriet, glanshaver en (strand)kweek, die voor de Nauwe korfslak van groot belang kunnen zijn, meestal als eerste begraasd. Tijdens voedselschaarste in de winter worden bovendien de afgestorven stengels en bladen opgegeten, daardoor neemt de vorming van strooisel waarin Nauwe kofslakken leven sterk af, waardoor het zonlicht meer doordringt tot op de bodem en deze sneller verdroogt. Deze droge, strooiselarme habitats zijn voor de slakken ongunstig, waardoor er geen of onvoldoende voortplanting plaatsvindt om de populatie in stand te houden.
Wanneer open grasvegetaties afgegraasd zijn, gaat het vee op zoek naar grasvegetaties in de half open struwelen. De struwelen alsmede de bodem-, kruiden- en mosvegetaties worden daarbij vertrapt. Daardoor treedt degeneratie- en vervolgens sterfte van duindoorstruiken op. Het microklimaat verandert doordat de resterende vegetatie minder beschutting biedt tegen uitdroging. Dit is ongunstig voor de Nauwe korfslak. Een ander ongunstig gevolg van duindoorsterfte is de verminderde toevoer van kalkhoudend strooisel aan de bodem waardoor deze sneller verzuurt. Deze verzuring vindt het eerst plaats in de toplaag van de bodem waar de slakken leven. Ook ongunstig is dat de zode en de bodem door veelvuldige betreding dichtgetrapt wordt. Gebleken is dat de Nauwe korfslak een sterke voorkeur heeft voor rulle, goed doorlatende, ongestoorde bodems. Volledig opengetrapte delen met kaal zand bieden zelfs geen enkele levensmogelijkheid voor de Nauwe korfslak. Wanneer op open gelopen plekken verstuiving optreedt kunnen – net als bij plaggen – in aangrenzende vegetatie populaties Nauwe korfslakken bedolven raken onder het zand en verstikken. Veranderingen in de vegetatiesamenstelling door begrazing zijn het eerst merkbaar in de mosvegetatie. Voor de Nauwe korfslak gunstige mosvegetaties van vochtige, kalkrijke en vrij voedselrijke omstandigheden zoals Duinsnavelmos, Gewoon dikkopmos en Fijn snavelmos, worden opgevolgd door ongunstige mos vegetaties van drogere, voedselarmere omstandigheden met soorten zoals Duinklauwtjesmos, Gewoon gaffeltandmos en haarmossen . De snelheid van de veranderingen in vegetatiesamenstelling is onder meer afhankelijk van de begrazingsdruk (aantal GVE per hectare), het type begrazing (jaarrond, periodiek) en de ‘gesteldheid’ van het gebied (bedekking struweel, vochtigheid, etc.). Logischerwijs verlopen deze processen sneller bij drukbegrazing dan bij extensieve begrazing.
Duinvallei de Bierlap in Meijendel. De vallei, die sinds 1990 begraasd wordt, is in juni 2013 op 7 grazige plaatsen, bemonsterd. In deze drieliter-monsters is slechts één leeg huisje van een algemene slakkensoort, het Dwergpuntje Punctum pygmeum, aangetroffen. Direct buiten het raster zijn in een monster dat in onbegraasd gebied is verzameld 16 soorten slakken aangetroffen met ruim 700 exemplaren.
Meijendel Kikkervalleien. Vochtige tot natte duinvalleien zijn door jarenlang maai en begrazingsbeheer ongeschikt geworden voor Nauwe korfslak. (Foto: Arno Boesveld)
Geen vee inscharen direct na rooie- en plagwerkzaamheden
Meestal worden de grazers direct na de plagwerkzaamheden ingeschaard. Deze zoeken dan plekken op waar nog vegetatie aanwezig is. Dit is erg ongunstig voor de daar dan nog levende Nauwe korfslakken. Doorgaans zal dan geen herstel van populaties van de Nauwe korfslak plaatsvinden en in de begraasde delen van het duin kan de soort op termijn verdwijnen. Dat kan worden voorkomen door de belangrijkste leefgebieden van de Nauwe korfslak uit te rasteren.
Drukbegrazing is erg ongunstig voor de Nauwe korfslak en andere soorten slakken. Refugia voor de Nauwe korfslak dienen altijd te worden uitgerasterd, zodat vee niet in de refugia kan komen. Alleen dan is er een aanzienlijke kans dat populaties kunnen overleven.
Voor begrazing worden verschillende soorten vee ingeschaard. Voor alle soorten vee geldt dat begrazing negatief uitpakt voor de Nauwe korfslak.
Voorkomen van overpopulatie van (Dam)herten
Door overpopulatie van Damherten in de Amsterdamse Waterleidingduinen hebben grote delen van het gebied zich ontwikkeld tot een voor korfslakken ongeschikt, kort gegraasd, savanneachtig landschap. Omdat de Damherten door heel het gebied grazen is er in het gehele gebied sprake van een sterke achteruitgang van de Nauwe korfslak. Om te voorkomen dat flora en fauna schade ondervindt van grote dichtheden van deze grazers is het belangrijk om vroegtijdig populaties onder controle te houden.
Exoten
Populieren laten staan
In de kustduinen zijn vegetaties van populierachtigen zoals die van Zwarte populier, Ratelpopulier en Grauwe abeel zeer belangrijk voor de Nauwe korfslak. Omdat deze soorten voor de kustduinen als exoten worden beschouwd worden deze veelal verwijderd. De Nauwe korfslak is echter veelvuldig in bosjes van deze boomsoorten aangetroffen en de dichtheden zijn er geregeld hoog. Het bladstrooisel van deze boomsoorten bevat immers kalk en verteert snel, waardoor continu kalk vrijkomt. Hierdoor kunnen Nauwe korfslakken zelfs in kalkarmere duinen leven. In de min of meer ontkalkte (binnen)duinen is de kans is groot dat de Nauwe korfslak geen stand houdt nadat populierenbosjes gekapt zijn. Daarom is het voor het behoud van de Nauwe korfslak-populaties belangrijk dat deze bomen blijven staan. In gebieden waar begrazing wordt toegepast, is het belangrijk populierenbosjes uit te rasteren om achteruitgang door tred en begrazing te voorkomen.
Amerikaanse vogelkers bestrijden
De explosieve uitbreiding van de Amerikaanse vogelkers in een aantal duingebieden vormt een bedreiging voor de inheemse vegetatie. Deze snelgroeiende soort kan sterk woekeren waardoor voor de Nauwe korfslak gunstige vegetaties verdrongen worden. Door deze invasieve soort te bestrijden kan de biotoop van de Nauwe korfslak hersteld worden. In vegetaties met grote concentraties vogelkers is het beter om gefaseerd over een aantal jaren te werken om te voorkomen dat de habitat abrupt verdroogt.
Het rooien van bomen is soms nodig om te voorkomen dat duinvalleien geheel dichtgroeien. Voor de Nauwe korfslak is het belangrijk dat populieren blijven staan. Het terugdringen van Eikenbos en Amerikaanse vogelkers is juist gunstig voor de Nauwe korfslak.
Natuurlijke successie
Duindoornstruwelen terugzetten
Wanneer in de duinen in het geheel geen beheer zou plaatsvinden, dan zouden duingebieden grotendeels dichtgroeien met ruigte en struweel en uiteindelijk verbossen. Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat in half open randzones van struwelen hogere dichtheden van de Nauwe korfslak voorkomen dan in de dichte struwelen en dat tijdens de successie van zacht- naar hardhoutbos de Nauwe korfslak verdwijnt. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat in randzones van struwelen grotere dichtheden van deze slakjes voorkomen dan in de struwelen zelf. Het relatief warme, vochtige microklimaat in kruidenruigten in deze randzones heeft de voorkeur. In gebieden waar struwelen op grote schaal aaneengroeien nemen de dichtheden van de Nauwe korfslak dus af. Door regelmatig kleinschalig handmatig beheer kan voorkomen worden dat struwelen verdichten. Ook kan ervoor gekozen worden om dichte struwelen opener te maken. Deze maatregel dient wel zorgvuldig te worden uitgevoerd (liefst zonder zwaar materieel in overleg met Nauwe korfslak-deskundigen) om te voorkomen dat onnodig belangrijke populaties verdwijnen.
Eikenbos terugdringen
Door natuurlijke successie breidt het eikenbos zich sterk uit in de duinen. In tegenstelling tot bladstrooisel van populieren is het bladstrooisel van eiken zuur en het verteert daarom traag. Het zure strooisel in deze bossen is ongunstig voor de kalkminnende Nauwe korfslak. Door vroeg in het successiestadium van zacht- naar hardhoutbos in of nabij voor de Nauwe korfslak gunstige vegetaties eiken te verwijderen of te dunnen kan biotoop van de Nauwe korfslak verbeterd worden of behouden blijven.
Regulierbeheer
Maaien in belangrijke leefgebieden beperken
Maaien is voor de Nauwe korfslak een ongunstige beheermethode, onder meer omdat het na het maaien het strooisel wordt afgevoerd. Strooisel biedt beschutting voor de Nauwe korfslak. Ook wordt de bodemstructuur door de jaren heen geleidelijk steeds dichter door de druk van het gewicht van de maaimachines. De Nauwe korfslak prefereert luchtige bodems. In gebieden die jaarlijks gemaaid worden zijn de dichtheden van Nauwe korfslakken laag of ontbreekt de soort, terwijl deze hoog kunnen zijn in de aangrenzende delen die niet gemaaid worden. Gebleken is dat na de start van maaibeheer de Nauwe korfslak binnen enkele jaren uit een gebied kan verdwijnen.
Klepelen en afzuigen van strooisel voorkomen
Klepelen is het mechanisch stukslaan van de vegetatie door middel van metalen klepels die bevestigd zijn aan snel roterende cilinders. Deze methode is nog ongunstiger dan maaien: het strooisel met daarin nog aanwezig Nauwe korfslakken wordt opgezogen en afgevoerd en er blijft een nagenoeg kale, woestijnachtige bodem achter waar voor achtergebleven slakken nauwelijks beschutting te vinden is. Voortplanting is onder deze extreme omstandigheden niet of nauwelijks mogelijk waardoor populaties geheel verdwijnen zoals gebleken is in de duinen van Voorne en Goeree.
Na het klepelen van de vegetatie is deze duinvallei ongeschikt geworden als leefgebied voor de Nauwe korfslak.
Zo min mogelijk struweel in belangrijke leefgebieden rooien
Het machinaal rooien van struweel is een ongunstige beheeringreep voor de Nauwe korfslak. Struiken worden met groot materieel uit de grond getrokken. De bodem en de strooisellaag, waarin de Nauwe korfslak leeft, raken daarbij ernstig beschadigd. Beschaduwing en beschutting verminderen en het microklimaat wordt abrupt droger waardoor leef- en voortplantings-omstandigheden direct verslechteren. Indien het gebied na het rooien van het struweel met rust gelaten wordt, kan de soort zich op de lange duur min of meer herstellen als ook de voor de soort gunstige vegetaties zich herstellen zoals het geval was in een duinvallei ten zuiden van Ter-Heijde. Bij maatregelen die gericht zijn op het herstel van het Grijs duin is dat meestal juist niet de bedoeling. Indien het vervolgbeheer maaien of begrazen betreft zal er sprake zijn van continue achteruitgang (zie ook bij maaien en begrazen).
Struwelen rooien in leefgebied van de Nauwe korfslak leidt tot afname van de aantallen.
Afzetten van struweel beperken en liefs gefaseerd uitvoeren
Het afzetten van struweel is ongunstig, omdat de beschutting abrupt vermindert en het microklimaat verandert. Soorten van vochtige biotopen worden opgevolgd door soorten van droge biotopen. Deze methode is wel minder destructief dan rooien omdat de bodem minder beschadigd raakt. Het gebruikt van zwaar materieel dient daarbij vermeden te worden. Veel beter kan gekozen worden voor periodiek kleinschalig (handmatig) uitgevoerd beheer. Bijvoorbeeld op de wijze waarop dit met behulp van vrijwilligers in Voornes Duin door Stichting Het Zuid-Hollands landschap wordt uitgevoerd.
Dynamisch zeereepbeheer, herstel verstuivingsprocessen zoveel mogelijk buiten leefgebieden van Nauwe korfslak toepassen
Dynamisch zeereepbeheer houdt in dat stukken van de zeereep afgegraven worden, waardoor verstuivingsprocessen op gang kunnen komen. De aanwezige vegetatie wordt daarbij verwijderd. De ter plekke aanwezige populaties Nauwe korfslakken gaan verloren, want kaal zand biedt geen levensmogelijkheden voor de Nauwe korfslak. Omliggende leefgebieden kunnen verloren gaan door zandverstuivingen. Voor het reactiveren van verstuivingsprocessen elders in het duin geldt dat deze beter niet, talrijk worden uitgevoerd in leefgebieden van nauwe korfslak. Veel kleinschalige ingrepen in eenzelfde gebied zorgen samen voor grootschalig verlies van habitat.
Meijendel. T.h.v. de Kikkerduinen. Door grote kerven in de Zeereep kan per ingreep een groot oppervlak aan leefgebied van de Nauwe korfslak verloren gaan. Door zandverstuivingen die op gang komen kan ook nabijgelegen habitat verloren gaan.
Werkzaamheden aan infiltratiekanalen voorzichtig en gefaseerd uitvoeren
Tijdens onderhoudswerkzaamheden aan infiltratiekanalen worden geregeld struwelen en vegetaties aan de oevers verwijderd. Juist deze vochtige biotopen zijn uitstekend geschikt voor de Nauwe korfslak. Het beste kunnen dergelijke werkzaamheden gefaseerd worden uitgevoerd over een ruime tijdsperiode. Daardoor verdwijnt niet in één keer veel leefgebied en kunnen Nauwe korfslakken heringerichte delen herkoloniseren vanuit de gespaarde vegetaties.
Wateronttrekking tegengaan
Vocht is voor de Nauwe korfslak van groot belang. Wateronttrekking en daling van het grondwater moeten daarom zo veel mogelijk worden voorkomen. Andersom kunnen door waterpeilverhogingen populaties onder water komen te staan. Veranderingen van het waterpeil dienen daarom heel geleidelijk te worden doorgevoerd.
Een vochtige bodem is goed voor de Nauwe korfslak, maar bij sterke verhoging van het waterpeil kan leefgebied onder water komen te staan.
Beleid
Het begrip 'regulier beheer’ beter definiëren
Er bestaat nog veel onduidelijkheid over het begrip ‘regulier beheer’. Voor regulier beheer is geen Natuurbeschermingswetvergunning nodig, zodat ook niet zorgvuldig wordt nagegaan wat het effect van de maatregelen is op beschermde soorten van de Habitatrichtlijn, zoals de Nauwe korfslak. Indien dit begrip 'regulier beheer' ruim geïnterpreteerd wordt, kan het nadelig uitpakken voor populaties Nauwe korfslakken. Het is daarom van belang dat dit begrip beter ‘omkaderd’ wordt zodat voor iedereen duidelijk is wat het precies inhoudt.
Contacten met Nauwe korfslak experts onderhouden
Geregeld worden door beheerders en vergunningverleners, onbewust, onjuiste beoordelingen gemaakt over het belang van vegetaties en habitats en de gevolgen van beheeringrepen voor de Nauwe korfslak. Hierdoor zijn onnodig ongunstige beheeringrepen uitgevoerd en bleven goed uitvoerbare mitigatiemaatregelen achterwege in gebieden die (erg) belangrijk waren voor de Nauwe korfslak. Deskundigen van Stichting ANEMOON zijn graag bereid met beheerders mee te denken.
Gevolgen van beheermaatregelen monitoren
Alhoewel in de beheerplannen voor de Natura 2000 gebieden die voor de Nauwe korfslak aangewezen zijn gezegd wordt dat de gevolgen van de bovengenoemde ingrepen gemonitord moeten worden gebeurt dit tot op heden niet of maar zeer mondjesmaat en monitoring vindt vooral plaats op initiatief van vrijwilligers. Om beter inzicht te krijgen in gevolgen van beheeringrepen is het belangrijk om voor de ingrepen steeds een 0-situatie van het voorkomen van de Nauwe korfslak vast te leggen en vervolgmetingen te doen. Door herbemonstering door de jaren heen op vooraf geselecteerde punten, kan meer inzicht verkregen worden in het effect van genomen maatregelen en de mate van de achteruitgang of herstel.
Leefgebieden in kaart brengen voordat herstelingrepen uitgevoerd worden.
Ook al geven provincies in hun beheerverslagen aan dat het traceren en goed documenteren van de vindplaatsen en leefgebieden belangrijk is voor het behoud van populaties Nauwe korfslakken en dat natuurherstelmaatregelen op de vindplaatsen met beleid dienen te worden uitgevoerd geldt dat voor de meeste Natura 2000 gebieden de soort nauwelijks of onvoldoende in kaart gebracht. Herstelingrepen in het kader van Grijs duin en de PAS hebben nog steeds hogere prioriteit dan bescherming van de Nauwe korfslak waardoor inmiddels veel leefgebied heringericht is.
Aanpassen beheermaatregelen zodat de Nauwe korfslak daadwerkelijk beschermd kan worden.
Vanwege de sterke afname van de Nauwe korfslak en de beschermde status volgens de Habitatrichtlijn van de soort is het van essentieel belang dat provincies en beheerders de huidige beheerplannen en beheermaatregelen voor Nauwe korfslak aanpassen of beheerplannen opstellen in het geval dat deze er nog niet zijn om de soort niet nog verder af te laten nemen en tot passende bescherming te komen.
PAS maatregelen bij de bron aanpakken, versneld terug dringen van vervuiling.
De PAS is thans sterk gericht op compensatie. Dat wil zeggen de effecten van stikstofdepositie tegen gaan door gebieden af te plaggen en zo vegetaties in successie terug te zetten en vee in te scharen om het snel terugkomen van vegetaties tegen te gaan. Gebleken is dat deze maatregelen voor de Nauwe korfslak en veel andere slakkensoorten, maar ook voor insecten en bodemfauna negatief hebben uitgepakt. Wanneer de PAS zich meer richt op het terugdringen van stikstofbronnen dan is compenseren in de toekomst veel minder nodig en zal kwetsbare flora en fauna daar geen schade door ondervinden.
Toezicht naleving van de voorschriften bij vergunningverlening
Thans is er geen of nauwelijks toezicht op de naleving van de door de provincies opgestelde voorschriften bij herinrichtingen in leefgebieden van Nauwe korfslak. Meermalig is gebleken dat voorschriften niet nageleefd zijn. Voorkomen dient te worden dat door het uitblijven van toezicht leefgebieden verloren gaan.
Aanpassen berichtgeving over de staat van de Nauwe korfslak.
In de groene nieuwsbrieven over de staat van de natuur vermelden provincies dat het nog steeds relatief goed gaat met de Nauwe korfslak. Schriftelijk verzoeken om deze onjuiste berichtgeving te corrigeren omdat de soort significant sterk achteruitgaat zijn niet ingewilligd. De vervelende consequentie is dat sommige beheerders nu denken dat het goed gaat met de soort en dus onwetend doorgaan met de maatregelen die juist slecht zijn voor de Nauwe korfslak waardoor deze sindsdien nog sterker achteruit is gegaan.
PAS maatregelen weer vergunnen
Momenteel zijn PAS maatregelen vergunning vrij omdat geconcludeerd is dat deze niet schadelijk zijn voor de instandshoudingsdoelstellingen. De PAS-maatregelen zijn in de Gebiedsanalyse al getoetst. Inmiddels is gebleken dat deze maatregelen wél kunnen conflicteren met de instandshoudingsdoelstellingen. De bescherming is bij maatregelen die in het kader van de PAS uitgevoerd worden nu overgelaten aan gedragscodes. Deze hebben een minder formeel karakter wat kan leiden tot meer ingrepen in de habitat van de Nauwe korfslak en verdere achteruitgang van der soort.
Compensatie
Door de grootschalig uitgevoerde duinherstelmaatregelen is inmiddels veel leefgebied van de Nauwe korfslak verloren gegaan. Door toegenomen begrazing gaat de kwaliteit van leefgebieden achteruit. De landelijke doelstelling voor Natura 2000-gebieden, gericht op 'behoud oppervlak en kwaliteit leefgebied', is daardoor in het gedrang gekomen. Om doelstelling alsnog te behalen wordt aanbevolen de aantasting te compenseren door in een aantal gebieden te kiezen voor één of meer van de hiervoor genoemde op de Nauwe korfslak gerichte kwaliteitsimpulsen.