Breedkop-harlekijnslak
Polycera faeroensis
|
Breedkop-harlekijnslak
Polycera faeroensis
Zeenaaktslak. Tot 45 mm. Een meestal plompe of gezwollen slak met twee korte mondtentakels en 6-12 (meestal 8) gele tot oranje vingervormige kopuitsteeksels die voor de gelamelleerde rhinoforen staan. Halverwege kop en staart zit de kieuwkrans met 5-8 korte enkelvoudig geveerde kieuwen. Karakteristieke exemplaren met aan weerszijden van de kieuwkrans twee breed afgeplatte papillen.
Item 1 of 0
| Breedkop-harlekijnslak | Polycera faeroensis | | Zeenaaktslak. Tot 45 mm. Een meestal plompe of gezwollen slak met twee korte mondtentakels en 6-12 (meestal 8) gele tot oranje vingervormige kopuitsteeksels die voor de gelamelleerde rhinoforen staan. Halverwege kop en staart zit de kieuwkrans met 5-8 korte enkelvoudig geveerde kieuwen. Karakteristieke exemplaren met aan weerszijden van de kieuwkrans twee breed afgeplatte papillen. | Afmetingen: Lengte tot 45 mm.
Kleur: Het lichaam is halfdoorschijnend wit, met helder geel of oranje op de uiteinden van alle aanhangsels. Op de rug en staart is in tegenstelling tot de Harlekijnslak geen pigment aanwezig. Sommige exemplaren kunnen zwart pigment hebben, dit is echter van Nederlandse exemplaren niet bekend.
Vorm: Plompe, vaak gezwollen slak met twee korte mondtentakels en
6-12 (meestal 8) gele tot oranje vingervormige kopuitsteeksels die voor
de gelamelleerde rhinoforen staan. Halverwege kop en staart zit de
kieuwkrans met 5-8 korte enkelvoudig geveerde kieuwen. Karakteristieke
exemplaren met aan weerszijden van de kieuwkrans twee breed afgeplatte
papillen.
Eieren: De eieren vormen een 2-3 mm. breed wit lint, met een lengte van ongeveer 30 mm., bestaande uit anderhalve winding of minder. | | Typisch West-Europese soort, oorspronkelijk beschreven van de
Faeröer-Eilanden. Momenteel bekend uit het noordoostelijke deel van de
Atlantische Oceaan tot het zuidelijke deel van Spanje. In Nederland waargenomen tijdens de
Doggersbank-expeditie 2011, op een diepte van 30 m. In de jaren 90 is de
soort ook waargenomen ten noorden van Ameland en Schiermonnikoog.
- Verspreiding breedkop-harlekijnslak in Nederland uit de verspreidingsatlas. | Overwegend op hard substraat, in ondiep water op plekken waar het voedsel voorkomt. Typische exemplaren voeden zich met struikvormige mosdiertjes zoals Cellepora pumicosa, Bugula plumosa en Crisia denticulata. De soort voedt zich in tegenstelling tot de Harlekijnslak niet met kortstvormende mosdiertjes.De dieren leven hoogstens een jaar, meestal veel korter. | | 140834 | Nederland | Zoutwater | MOO| |
Harlekijnslak
Polycera quadrilineata
|
Harlekijnslak
Polycera quadrilineata
Zeenaaktslak. Tot 45 mm. Lichaam halfdoorschijnend wit, met
geel-oranje op de toppen van alle aanhangsels. Op de rug en staart rijen
vlekken in dezelfde kleur. Soms met zwart pigment. Slanke slak met twee
korte mondtentakels en 4-6 vingervormige geel-oranje kopuitsteeksels.
Kieuwkrans met 5-11 enkelvoudig geveerde kieuwen. Karakteristieke
exemplaren hebben aan weerszijden van de kieuwkrans twee slanke
vingervormige papillen. Eieren als gladde witte ondoorzichtige band,
afgezet in
een cirkel of meer complexe vorm. Noordzee en Zeeland.
Item 1 of 0
| Harlekijnslak | Polycera quadrilineata | | Zeenaaktslak. Tot 45 mm. Lichaam halfdoorschijnend wit, met
geel-oranje op de toppen van alle aanhangsels. Op de rug en staart rijen
vlekken in dezelfde kleur. Soms met zwart pigment. Slanke slak met twee
korte mondtentakels en 4-6 vingervormige geel-oranje kopuitsteeksels.
Kieuwkrans met 5-11 enkelvoudig geveerde kieuwen. Karakteristieke
exemplaren hebben aan weerszijden van de kieuwkrans twee slanke
vingervormige papillen. Eieren als gladde witte ondoorzichtige band,
afgezet in
een cirkel of meer complexe vorm. Noordzee en Zeeland. | Afmetingen: Lengte tot 45 mm.
Kleur: Het lichaam is halfdoorschijnend wit, met helder geel of oranje op de uiteinden van alle aanhangsels. Op de rug en staart liggen rijen gele tot oranje vlekken. Sommige exemplaren kunnen zwart pigment hebben.
Vorm: Een slanke slak met twee korte mondtentakels en 4-6 gele tot
oranje vingervormige kopuitsteeksels, geplaatst voor de gelamelleerde
rhinoforen. Halverwege kop en staart staat
op de rug een kieuwkrans van 5-11 korte enkelvoudig geveerde kieuwen. Bij
karakteristieke exemplaren staan aan weerszijden van de kieuwkrans twee
lange slanke vingervormige papillen.
Eieren: De eieren vormen een hoge gladde, witte ondoorzichtige band, die min of meer in een cirkel of een meer complexe vorm wordt afgezet in de buurt van het voedsel. Voortplanting kan gedurende het hele jaar plaatsvinden, uitgezonderd in de koudste wintermaanden. Eisnoeren worden langs de Nederlandse kust aangetroffen tussen mei en november. | | Voorkomend langs de gehele West-Europese kust vanaf IJsland en Noorwegen, via de Britse Eilanden tot in de Middellandse Zee. Ook bekend van Groenland.
In Nederland was de soort tot 2011 slechts enkele keren aan de kust aangetroffen. Tussen de zomer en november van 2011 werden in de Oosterschelde opeens honderden Harlekijnslakken aangetroffen. Wat de oorzaak is van deze explosieve toename is niet bekend.
- verspreiding Harlekijnslak in Nederland uit de verspreidingsatlas. | Van ondiep water in het getijdengebied en het sublitoraal, tot diepten ca. 60 m. Typische exemplaren voeden zich met korstvormige mosdiertjes, waaronder in Nederland het Harig kantmosdiertje Electra pilosa. Elders ook foeragerend op andere mosdiertjes, met name op het Ledermosdiertje Membranipora membranacea. In 2011 en 2012 in de centrale Oosterschelde ook massaal waargenomen op het struikvormige Steenmosdiertje Scrupocellaria scruposa en het Haarmosdiertje Bicellaria ciliata. Te vinden op hard substraat op plaatsen waar het voedsel groeit, dan ook regelmatig aanwezig op bladen van grote wieren. De soort wordt vaak in grote aantallen bijeen aangetroffen. Harlekijnslakken kunnen heel snel groeien. | | 140838 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Oranje plooislak
Ancula gibbosa
|
Oranje plooislak
Ancula gibbosa
Zeenaaktslak. Tot 33 mm. Transparant wit, rug soms met drie oranje
strepen. Uitsteeksels met witte, gele of oranje toppen. Op de rug van de
staartsoms een gele streep. Langs de kieuwen rijen witte
vlekjes. In Nederland is de vorm met witte toppen het
meest gevonden. Slanke slak met 2-3 drievoudig geveerde kieuwen, met
daar omheen 2-7
vingervormige uitsteeksels. Twee vingervormige uitsteeksels bij de basis
van de rhinoforen. Rhinoforen met tot 12 grove lamellen. Eisnoeren als
witte onregelmatig afgezette band. Zeldzaam. Vroeger algemener in
Waddengebied en Zeeland.
Item 1 of 0
| Oranje plooislak | Ancula gibbosa | | Zeenaaktslak. Tot 33 mm. Transparant wit, rug soms met drie oranje
strepen. Uitsteeksels met witte, gele of oranje toppen. Op de rug van de
staartsoms een gele streep. Langs de kieuwen rijen witte
vlekjes. In Nederland is de vorm met witte toppen het
meest gevonden. Slanke slak met 2-3 drievoudig geveerde kieuwen, met
daar omheen 2-7
vingervormige uitsteeksels. Twee vingervormige uitsteeksels bij de basis
van de rhinoforen. Rhinoforen met tot 12 grove lamellen. Eisnoeren als
witte onregelmatig afgezette band. Zeldzaam. Vroeger algemener in
Waddengebied en Zeeland. | Afmetingen: Lengte tot 33 mm.
Kleur: De lichaamskleur is transparant wit. Over de dorsale zijde
lopen soms drie oranje lengtestrepen. Alle uitsteeksels hebben
ondoorzichtige witte, gele of oranje toppen en op de rug van de staart
kan een korte gele streep lopen. Langs de kieuwen zitten rijen witte
vlekjes. In Nederland is de vorm met witte toppen op de uitsteeksels het
meest aangetroffen.
Vorm: Slanke slak met in het midden van de rug 2-3 drievoudig geveerde kieuwen
Daar vlak omheen aan weerszijden op de mantelrand staan 2-7
vingervormige uitsteeksels. Aan de basis van elk van de rhinoforen
steken twee karakteristieke vingervormige uitsteeksels naar voren. De
rhinoforen dragen tot 12 grove lamellen op de top. Aan de voorzijde van
de kop zitten twee korte mondtentakels.
Eieren: De eisnoeren vormen een witte onregelmatig afgezette band. Ze
zijn in Nederland gevonden tussen het eind van de winter en het midden
van de zomer en – zeldzamer – ook in de herfst. | | In Europa van IJsland en Noorwegen tot aan de Golf van Biskaje en in de westelijke Middellandse Zee. Elders onder andere aan de noordoostkust van Canada, Groenland en Moermansk. In Nederland sporadisch langs de Zeeuwse kust aangetroffen. Bekend uit de westelijke delen van de Ooster- en Westerschelde. Iets vaker gevonden in het Marsdiep nabij Den Helder. | Vanaf de laagwaterlijn tot diepten van tientallen meters. De typische leefomgeving van de soort is onder steenblokken en ter hoogte van de laagwaterlijn. In de literatuur worden als voedsel voor deze soort onder andere meerdere samengestelde zakpijpen genoemd. Inmiddels is vastgesteld dat de soort zich in ieder geval voedt met Kelkwormen Entoprocta die voorkomen op samengestelde zakpijpen. Zeer waarschijnlijk voeden de dieren in Nederland zich ook met Kelkwormen. De dieren zijn hermafrodiet. De eisnoeren vormen een witte onregelmatig afgezette band. Ze zijn in Nederland gevonden tussen het eind van de winter en het midden van de zomer (februari-juli; Swennen, 1959b) en– zeldzamer – ook in de herfst. | | 140029 | Nederland | Zoutwater | MOO|ANM |