Search
Search
 
Soortbeschrijving
 
 

Breedkop-harlekijnslak
Polycera faeroensis Lemche, 1929

Main Image

Item 1 of 1
 

Zoekbeeld:

Zeenaaktslak. Tot 45 mm. Een meestal plompe of gezwollen slak met twee korte mondtentakels en 6-12 (meestal 8) gele tot oranje vingervormige kopuitsteeksels die voor de gelamelleerde rhinoforen staan. Halverwege kop en staart zit de kieuwkrans met 5-8 korte enkelvoudig geveerde kieuwen. Karakteristieke exemplaren met aan weerszijden van de kieuwkrans twee breed afgeplatte papillen.

Kenmerken:

Afmetingen: Lengte tot 45 mm.
Kleur: Het lichaam is halfdoorschijnend wit, met helder geel of oranje op de uiteinden van alle aanhangsels. Op de rug en staart is in tegenstelling tot de Harlekijnslak geen pigment aanwezig. Sommige exemplaren kunnen zwart pigment hebben, dit is echter van Nederlandse exemplaren niet bekend.
Vorm: Plompe, vaak gezwollen slak met twee korte mondtentakels en 6-12 (meestal 8) gele tot oranje vingervormige kopuitsteeksels die voor de gelamelleerde rhinoforen staan. Halverwege kop en staart zit de kieuwkrans met 5-8 korte enkelvoudig geveerde kieuwen. Karakteristieke exemplaren met aan weerszijden van de kieuwkrans twee breed afgeplatte papillen.

Eieren: De eieren vormen een 2-3 mm. breed wit lint, met een lengte van ongeveer 30 mm., bestaande uit anderhalve winding of minder.

Te verwarren met:

De Harlekijnslak, maar typische vormen van de Breedkop-harlekijnslak hebben steeds 8 of meer uitsteeksels op de kop en nauwelijks geel pigment. De uitsteeksels naast de kieuwkrans zijn geen slanke papillen, maar vormen min of meer driehoekig wandjes.

Areaal en verspreiding:

Typisch West-Europese soort, oorspronkelijk beschreven van de Faeröer-Eilanden. Momenteel bekend uit het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan tot het zuidelijke deel van Spanje. In Nederland waargenomen tijdens de Doggersbank-expeditie 2011, op een diepte van 30 m. In de jaren 90 is de soort ook waargenomen ten noorden van Ameland en Schiermonnikoog. 
- Verspreiding breedkop-harlekijnslak in Nederland uit de verspreidingsatlas

Habitat en ecologie:

Overwegend op hard substraat, in ondiep water op plekken waar het voedsel voorkomt. Typische exemplaren voeden zich met struikvormige mosdiertjes zoals Cellepora pumicosa, Bugula plumosa en Crisia denticulata. De soort voedt zich in tegenstelling tot de Harlekijnslak niet met kortstvormende mosdiertjes.De dieren leven hoogstens een jaar, meestal veel korter.

Literatuur:

- Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
- Gittenberger, A., Schrieken, N., & Lengkeek, W. (2011). Polycera faeroensis Lemche, 1929, and Doto dunnei Lemche, 1976, new for the Dutch fauna and the central North Sea (Gastropoda, Nudibranchia). Basteria, 75(4-6), 111-116..

Auteurs:

Floor Driessen (mei 2013)
[B. Oonk nov. 2013; IvL jan. 2014]

Aphia ID:

140834

Gebied:

Nederland

Biotoop:

Zoutwater

Project:

MOO|

Gerelateerde soorten:

Harlekijnslak
Breedkop-harlekijnslak

 
   
 
Faunavoorspelling kaart
 
 

November


Legend with Growing Color Boxes
  • 0%-5%
  • 5%-10%
  • 10%-25%
  • 25%-50%
  • 50%-100%
  • Onvoldoende waarnemingen
 
   
Faunavoorspelling
  • Collapse
  • Close
SoortMaandTrefkans %Voldoende waarnemingenlocatienummerLocatie
No records to display.
Columns Display
Show/Hide Columns and Drag the Icon to Reorder
Show rows with value thatAndClear Filter
Export

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top