Zoekbeeld:
Kolonievormende zakpijp, marien. Zakpijp met een sponsachtig uiterlijk. De kolonies zijn halfdoorschijnend, meestal geelroze van kleur en springen daardoor meestal duidelijk in het oog. Ze zijn opvallend glanzend. De kolonie heeft vaak de vorm van een afgeplatte bol. De omtrek is echter meestal niet mooi rond, maar heeft vaak uitstulpingen. De zijkanten van de kolonie zijn soms met zand bedekt. De kolonie is voorzien van onregelmatig gerangschikte gaatjes. Om ieder gaatje is een ringetje te zien van minder doorschijnend weefsel. Wie beter kijkt, kan zien dat ieder gaatje de opening vormt van een doorschijnend 'buisje'. Ieder buisje is een zakpijpje. De kolonies voelen opmerkelijk stevig en glad aan.
Kenmerken:
Afmetingen: Kolonies bereiken een middenlijn tot tien centimeter en een hoogte tot drie centimeter. Individuele zakpijpjes bereiken hoogten tot circa 8 mm. De ringetjes rond de instroomopeningen zijn circa 1 mm.
Kleur: De glanzende bolzakpijp heeft een wat lichte maar onbestemde kleur: halfdoorzichtig, geel- tot oranje tot rose-achtig, soms grijzig of melkachtig wit, soms met een blauwe gloed
Te verwarren met:
- Gesterde geleikorst: kolonies zijn dunner.
- Grijze korstzakpijp: kolonies zijn dunner.
Areaal en verspreiding:
De Glanzende bolzakpijp is in 1977 voor het eerst gevonden in de Oosterschelde. Rond 1988 is de soort ook in het Grevelingen waargenomen. In beide wateren is de soort sterk toegenomen en thans algemeen te noemen. Over verdere verspreiding is nog weinig bekend.
Habitat en ecologie:
Kolonies van deze soort worden vooral in rustig water aangetroffen, met name op pontons, touwen en palen, maar ook op ander hard substraat.
Literatuur:
Buizer, D.A.G., 1983. De
Nederlandse zakpijpen (Manteldieren) en mantelvisjes. Tunicata, Ascidiacea en
Appendicularia. Wetenschappelijke Wetenschappelijke Mededelingen van de
Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging 158: 1-42.
Buizer, B. 1989. De zakpijp
Aplidium glabrum en de sponzen Haliclona rosea, Prosuberites epiphytum en
Hymeniacidon perlevis succesvol in de Oosterschelde. Zeepaard 49(6): 156-159.
Buizer, D.A.G., 1983. De
Nederlandse zakpijpen (Manteldieren) en Mantelvisjes: Tunicata, Ascidiacea en
Appendicularia. [The Dutch Tunicata, Ascidiacea and Appendicularia].
Wetenschappelijke Med. KNNV nr 158: 42 pp.
Gittenberger, A., M.
Rensing, H. Stegenga & B.W. Hoeksema, 2009. Inventarisatie van de aan hard
substraat gerelateerde macroflora en macrofauna in de Nederlandse Waddenzee.
GiMaRIS rapp 2009.11.
Hayward, P.J.; J.S. Ryland
(Ed.), 1990. The marine fauna of the British Isles and North-West Europe: 1.
Introduction and protozoans to arthropods. Clarendon Press: Oxford, UK. 627 pp.
VLIZ Alien Species
Consortium, 2011. Glanzende bolzakpijp – Aplidium glabrum. Niet-inheemse
soorten van het Belgisch deel van de Noordzee en aanpalende estuaria. Vlaams
Instituut voor de Zee (VLIZ). Acc. on 19-06-2014.
http://www.vliz.be/wiki/Lijst.
Wolff, W.J., 2005.
Non-indigenous marine and estuarine species in The Netherlands. Zool.Med.
Leiden 79 (1): 1-116.
Auteurs:
Brendan Oonk, 2013-14
[IvL Juni 2015]
NadereInformatie:
[Extra bij exoten: gegevens over invasiviteit en impact;
situatie 2014]
Status in Nederland
Een reeds
gevestigde, locaal voorkomende, in potentie invasieve soort. Leeft autochtoon
in Zeeland en Friesland.
Oorsprong en introductie
Gebied van oorsprong: N. Atlantische Oceaa, Arctisch gebied.
Leefwijze: Mariene habitats op hard substraat, Estuaria en
brakwatergebieden
Introductie en -wijze: Eerste melding in 1977, eerste publicatie idem.
Impact
Belangrijkste factoren: Voedsel- en ruimte-concurrentie.
Ecologische impact: Deze doorschijnende grijze, gele
of oranje, zakpijpen worden vooral gevonden in havens, waar ze op touw, palen,
pontons en alle mogelijke andere substraten groeien.
De dieren zijn hermafrodiet;
eieren worden afgezet en bevrucht in het water. De verspreiding geschied
deels door de vrijzwemmende larven. De kolonies kunnen andere organismen in het
infralittoraal en circalittoraal overgroeien en beconcurreren. De belangrijskte
voedselbron voor deze soort bestaat uit plankton.
Eventuele economische impact: Er zijn geen actuele of eerdere gegevens over de eventuele
economische impact van deze soort in Nederland. Anti-fouling produkten zijn
kostbaar en schadelijk voor het milieu. Er is een tijdelijke invoer van mossels
en -materiaal vanuit Ierland doorgevoerd in 2007, maar later in 2008 weer
gestopt.
Mate van invasiviteit
Er bestaat geen consensus
over de vraag of het hier een daadwerkelijke exoot betreft. De herkomst zou de
NO Atlantische Oceaan kunnen zijn (Wolff, 2005) en/of het Arctische/Boreale
gebied (Hayward & Ryland, 1990). Het Noordwestelijke deel van het
Pacifische gebied wordt eveneens genoemd (VLIZZ, 2011). Hoewel de uitbreiding
over de Nederlandse wateren, met name in Zeeland, opvallend snel verliep,
duurde het daarentegen ruim 25 jaar voordat de Waddenzee werd bereikt. Hier
werd de soort vermoedelijk ingevoerd als fouling-materiaal aan scheepsrompen of
pontons, mogelijk vanuit Zeeland. In de Oosterschelde is de introductie
vermoedelijk te danken geweest aan de aquacultuur (oesterkweek). De verdere
verspreiding kan ook op natuurlijke wijze hebben plaatsgehad, dan wel als
aangroei als fouling-materiaal op scheepsrompen en dergelijke.
Verspreiding en -snelheid
De eerste vondst van de Glanzende bolzakpijp is uit 1977 (Yerseke; Oosterschelde). Andere record volgden
snel, zowel uit de Oosterschelde als uit het Grevelingenmeer (Buizer, 1989). De
eerste melding uit het Waddengebied is uit 2009 (Gittenberger et al., 2010).
Vooral in de Oosterschelde en het Grevelingenmeer is dit tegenwoordig een
algemene soort die plaatselijk massaal kan voorkomen (Leewis et al., 2005).
Aphia ID:
103647
Gebied:
Nederland
Biotoop:
Zoutwater
Project:
MOO|LIMP
Gerelateerde soorten:
Grijze korstzakpijp
Gesterde geleikorst