Zoekbeeld:
Mariene spons. Meestal geel, soms geeloranje of geelgroen. Leeft ingeboord in gangetjes in kalk van schelpen en zachte steen. Van de levende spons zijn dan alleen de geeloranje in- en uitstroomopeningen zichtbaar. Zelden in tot 1 mm dikke plakkaten buiten het kalksubstraat. Deze plakkaten kunnen aanzienlijke afmetingen bereiken, maar zijn in ons land zeldzaam.
Kenmerken:
Afmetingen: Kolonies worden in de Oosterschelde en het Grevelingenmeer niet groter dan de oestersschelpen waarin ze leven. De geeloranje speldenkussentjes hebben een doorsnede tot 3 mm. Een heel enkele keer vormt de spons tot 1 mm dikke, grote en brede plakkaten buiten het substraat. Deze kunnen aanzienlijke afmetingen bereiken, maar zijn in de Nederlandse kustwateren schaars.
Kleur: De spons heeft in Nederland vrijwel altijd een geel uiterlijk, soms wat neigend naar geeloranje of geelgroen.
Vorm: Van de levende Boorspons is gewoonlijk niet meer te zien dan de kleine geeloranje in- en uitstroomopeningen. Deze staan altijd binnen enkele centimeters van elkaar. Een kolonie kan uit enkele tientallen in- en uitstroomopeningen bestaan. De instroomopening lijkt het meest op een klein, rond speldenkussentje. De uitstroomopening wordt gevormd door een hol buisje.
Spicula: Staafjes met bobbel aan een uiteinde, aan de andere puntig. Dik, sigaarvormig. 100-200um lang. Zie foto's.
.
Te verwarren met:
Door het feit dat de spons zich in zachtere (kalk-)steen en schelpen boort is het niet te verwarren met andere sponzen.
Areaal en verspreiding:
Noord-Oostelijke Atlantische kusten, Noordzee, Middellandse zee. De Boorspons kan ook voorkomen in korstvormige heuvels. Bij deze vorm zijn niet alleen de 'trompetjes' te zien, maar is de spons veel verder uitgegroeid. Deze vorm komt algemeen voor rond de westkusten van Engeland en Frankrijk, maar is niet in de Nederlandse zoute wateren en onze Noordzee gevonden. In Nederland langs de hele kust inclusief Waddenzee en met name in Zeeland.
Habitat en ecologie:
De Boorspons boort zich in kalkhoudendsubstraat, door het afscheiden van zuur. In Nederland wordt de soort voornamelijk ingeboord waargenomen in oude tweekleppige schelpen, meestal oesterschelpen en oude fossiele schelpen (Wetserschelde), maar ook in kalksteen.
Literatuur:
-Van Soest, R.W.M., 1976. De Nederlandse mariene en zoetwatersponzen – Porifera-. Wetenschappelijke Mededelingen KNNV 115, 36 p.
- Van Soest, R.W.M., 1977. Marine and Fresh water sponges (Porifera) of the Netherlands. Zoologische Mededelingen 50 (16): 261-273.
- Van Soest, R.W.M., 2014. Sponzen. In F. van der Burgt (Ed.): Zeeboek, p 45-52. Jeugdbonduitgeverij & KNNV, ‘s Graveland.
Auteurs:
A.W. Gmelig Meyling (15-4-2008)
[IvL feb. 2014]
Floris Bennema, 2016
NadereInformatie:
De Nederlandse naam komt van het feit dat de spons zich in zachtere (kalk-)steen en schelpen boort. Je hoeft als duiker dus niet op basalt blokken naar Boorsponzen te zoeken. Deze steensoort laat zich niet door de zuren van de spons uitbijten. Wanneer de spons sterft blijven het ingeboorde gangenstelsel in de kalk van schelpen of zachte kalksteen zichtbaar
Aphia ID:
134121
Gebied:
Nederland
Biotoop:
Zoutwater
Project:
MOO