Kleine zeeappel
Psammechinus miliaris

|
Kleine zeeappel
Psammechinus miliaris
Zee-egel. Mariene
soort. Regelmatige zee-egel van 4,5 cm. Rond, met een platte onderkant
en stevige
stekels. tot 1,5 cm. Op en tussen de stekels zit vaak materiaal, b.v. zeesla of stukken schelp. De
dieren zijn vaak te vinden tussen kieren en spleten van stenen op
strekdammen etc., in het sublitoraal en soms litoraal langs de hele kust
en op
mossel- en oesterbanken.
Item 1 of 0
| Kleine zeeappel | Psammechinus miliaris | | Zee-egel. Mariene
soort. Regelmatige zee-egel van 4,5 cm. Rond, met een platte onderkant
en stevige
stekels. tot 1,5 cm. Op en tussen de stekels zit vaak materiaal, b.v. zeesla of stukken schelp. De
dieren zijn vaak te vinden tussen kieren en spleten van stenen op
strekdammen etc., in het sublitoraal en soms litoraal langs de hele kust
en op
mossel- en oesterbanken. | Afmetingen: Doorsnee 4-5 cm.
Kleur: Meer of minder groen, de uiteinden van de stekels zijn paars waardoor de zeeappel vaak geheel paars lijkt.
Vorm: Een ronde zee-egel met een platte onderkant. Aan de onderkant zitten de beweegbare zuigvoetjes en de mond.
Stekels: er zijn 2 soorten stekels, de korte stekels zijn zeer kort. De langere zijn stevig, spits en tot 1,5 cm lang.
Overig: Op en tussen de stekels
wordt vaak materiaal meegedragen, b.v. zeesla of stukken schelp.
| | Oostelijke Atlantische Oceaan van Scandinavië tot in het zuiden tot Marokko, niet in de Middellandse Zee. Vooral algemeen in de Noordzee.
| De kleine zeeappel zit meestal weggestopt tussen kieren en spleten van stenen en mossel- en oesterbanken. Elders ook tussen grote bruinwieren en in zeegrasvelden. Ze komen voor vanaf de laagwaterlijn tot ongeveer 100 m diepte, maar zijn vooral te beschouwen als een litorale en ondiep levende sublitorale soort. Per jaar kunnen de aantallen sterk verschillen, het ene jaar zijn ze zeldzaam, het andere jaar weer algemeen.
In Nederland komen ze voor in de Grevelingen, Ooster- en Westerschelde, Waddenzee en op natuurlijk en door de mens gemaakt hard substraat in de Noordzee. Het voedsel bestaat uit diatomeeën, wormen, hydroïdpoliepen, kleine kreeftachtigen en weekdieren, detritus en grotere wieren. | | 124319 | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP |
Zeeklit
Echinocardium cordatum

|
Zeeklit
Echinocardium cordatum
Zee-egel. Mariene
soort. Onregelmatige zee-egel. Tot 9 cm, vaak kleiner. Geel, grijs, bruin. Aan de voorzijde een inkeping, zodat een globale hartvorm ontstaat. Stekels dun, gebogen, 1,5 cm lang en plat naar
achteren liggend. Onder het lichaam vijf rijen dubbele zuigvoetjes, waarvan één langer is en in een
verdieping ligt. Leeft in gangen in de bodem. Algemeen langs de hele kust. Skeletten spoelen veel aan.
Item 1 of 0
| Zeeklit | Echinocardium cordatum | | Zee-egel. Mariene
soort. Onregelmatige zee-egel. Tot 9 cm, vaak kleiner. Geel, grijs, bruin. Aan de voorzijde een inkeping, zodat een globale hartvorm ontstaat. Stekels dun, gebogen, 1,5 cm lang en plat naar
achteren liggend. Onder het lichaam vijf rijen dubbele zuigvoetjes, waarvan één langer is en in een
verdieping ligt. Leeft in gangen in de bodem. Algemeen langs de hele kust. Skeletten spoelen veel aan. | Afmetingen: De dieren kunnen tot 9 cm groot worden maar meestal blijven ze kleiiner.
Kleur: Geel, grijs tot bruin.
Vorm: Hartvormige, onregelmatige zee-egel. Aan de voorzijde van het skelet zit een inkeping waardoor de zee-egel zijn hartvorm vorm krijgt. De tot 1,5 cm lange stekels liggen plat op het lichaam en zijn naar achteren gericht. Er zijn ook enkele langere stekels. Onder het lichaam zitten vijf rijen dubbele zuigvoetjes. Eén rij is langer en ligt in een verdieping van het skelet.
Overig: De kans om als duiker dit dier tegen te komen is uiterst klein, want de soort leeft ingegraven in zandbodems. | | In Nederland komt de Zeeklit langs de gehele Nederlandse kust voor, ook in de Waddenzee, Ooster- en Westerschelde. | De dieren komen voor vanaf iets beneden de laagwaterlijn tot een diepte van 230 m. Ze leven in zelfgegraven gangen van 80 tot 150 mm in zacht substraat (zand of slib) met veel organisch materiaal. Bij het graven maken ze snelle bewegingen met de stekels aan de buikzijde. De gangen bekleden ze met slijm dat ze zelf produceren. De Zeeklit kan grote dichtheden bereiken, tot wel 20 dieren per m2.
De soort wordt maar zelden gezien door duikers. Het enige
dat de aanwezigheid van zeeklit verraadt zijn enkele boven het substraat
uitstekende stekels. Wel nu en dan bij laagwater door waarnemers van het litoraal waar te nemen. Met name op fijnzandige plaatsen.
Op het strand: Het flinterdunne
en zeer breekbare skelet is vaak te vinden na storm. De stekels vallen meteen na de dood van het dier uit . | | 124392 | Nederland | Zoutwater | MOO|SMP |