|
Zoekbeeld:Zeenaaktslak. Tot 25-30 mm. Vrij brede soort. Aan de achterkant uitlopend in een puntige staart. Op de rug een grote kieuwkrans met 5-9 kieuwen. Rhinoforen gelamelleerd, tentakels lang. Verspreid over het lichaam staan huidknobbels. Zijkanten van de rug met een huidplooi (mantelrand) tot net achter de kieuwen. Over het midden van de rug en de staart loopt een duidelijke opstaande huidplooi. Vrij zeldzaam. Oosterschelde, Westerscheldemonding en Grevelingen. Kenmerken:Afmetingen: De lengte is maximaal 25-30 mm.
Kleur: De dieren zijn meestal roodbruin, soms grijsbruin tot bijna helemaal wit, met lichte knobbels. Ze zijn doorgaans zo goed gecamoufleerd dat ze bij afwezigheid van eieren nauwelijks te vinden zijn.
Vorm: Vrij brede soort. De achterkant van het lichaam loopt uit in een puntige
staart. Iets achter het midden van de rug 5-9 kieuwen in een grote
kieuwkrans. Rhinoforen gelamelleerd, tentakels lang. Aan de zijkanten
van de rug loopt een huidplooi (mantelrand) van voor de reuksprieten tot
net achter de kieuwen. Over het midden van de rug en de staart loopt
een duidelijke opstaande huidplooi. Verspreid over het lichaam staan
huidknobbels.
Eieren: Een brede band met 2 tot 3 windingen, cirkelvormig afgezet met de smalle zijde op de ondergrond. De ondergrond kan behalve uit hard substraat ook uit algen bestaan, zoals Iers mos Chondrus crispus.
Video: Bruine plooislak.
Areaal en verspreiding:Cosmopolitische soort, onder andere bekend uit Suez, Japan en
Nieuw-Zeeland. In Europa vanaf de westkust van Zweden en de zuidkustvan
Noorwegen, via de Britse Eilanden tot in de Middellandse Zee. In Nederland vrij zeldzaam, tot op heden alleen in Zeeland aangetroffen (Oosterschelde, mond Westerschelde, Grevelingen). Habitat en ecologie:De Bruine plooislak leeft op hard substraat, van de laagwaterlijn tot ongeveer 10 meter diepte. Het voedsel bestaat uit de kolonie-vormende zakpijp Gesterde geleikorst Botryllus schlosseri en de Slingerzakpijp Botrylloides cf. violaceus. Seizoenspatronen:Volwassen dieren, en hun eieren, zijn voornamelijk in de nazomer en herfst (augustus-oktober) te verwachten, bij uitzondering tot in december. Literatuur:
- Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig
Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse
Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion
Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Auteurs:Floor Driessen (mei 2013)
[B. Oonk nov. 2013; IvL jan. 2014] Aphia ID:140032 Gebied:Nederland Biotoop:Zoutwater Project:MOO
| |