|
Zoekbeeld:Mariene vissoort (zeevis). 13 cm. Kleine vis met een taps toelopend
lichaam. Grijswit tot bruin, soms blauwpaars, met roodbruine vlekken.
Achterop de voorste rugvin een zwarte vlek. Rugvinnen en anaalvin soms
witgerand. Bolle, hoogstaande ogen. Mond met verdikte lippen. Twee
gescheiden rugvinnen en tot een zuignap vergroeide buikvinnen. Schaars
tot zeldzaam in wat dieper water. In de Nederlandse Noordzee vooral rond
wrakken Kenmerken:Afmeting: 10-12 (maximaal 13) cm. Kleur: Het kleurpatroon bestaat uit opvallende roodbruine vlekken op een grijswit of roze, tot soms paarsblauw iriserend lichaam. Aan de achterkant van de voorste rugvin zit vaak een opvallende zwarte vlek. Zowel de rugvinnen als de anaalvin kunnen aan de rand wit getekend zijn.
Vorm: Kleine vis met een smal, taps toelopend lichaam met een grotere, vrij dikke kop met hoogstaande bolle ogen. De mond heeft duidelijk verdikte lippen.
Vinnen: Anaalvin even lang als tweede rugvin en daar direct onder gelegen. Twee gescheiden rugvinnen en tot een zuignap vergroeide buikvinnen waarmee ze zich stevig kunnen vasthechten. Te verwarren met:Lijkt in vorm op andere soorten grondels. Het kleurpatroon van vrij grote, soms ronde roodbruine vlekken op een bruine tot paarslila ondergrond is echter opvallend en kenmerkend. Areaal en verspreiding:Noordoost-Atlantische Oceaan vanaf de Noorse kust via het Skagerrak, de Britse eilanden en de Noordzee, langs de Atlantische kusten van Frankrijk en het Iberisch schiereiland tot West-Afrika, de Canarische eilanden en Madeira. Ook in de Middellandse Zee en Zwarte Zee. Deze soort gold in de Nederlandse Noordzee lang als een zeldzame vis, maar sportduikers toonden recent aan dat ze met name rond wrakken algemener voorkomen.
(Elders gemeld uit West-Amerika, Zuid-Amerika en Oost-Azië, of dit dezelfde soort is, is niet zeker). Habitat en ecologie:Leeft meestal op enige afstand van de kust op diepten tussen 6 en 15 (max. 40) meter. Bij voorkeur in holten en andere verstopplaatsen tussen hard substraat, zowel op zand- als meer modderige bodems. Langs de Franse en Engelse kust een enkele keer ook in ondiep water aanwezig en soms in rotspoeltjes. Het paaiseizoen valt in de zomermaanden. De dieren leggen tot 12000 eieren, die door het mannetje worden bewaakt. Het voedsel bestaat uit wormen en kleine kreeftachtigen (copepoden, amphipoden en decapoden). Daarnaast eten ze ook slakken, vislarven en soms wier. Zelf zijn ze prooi voor grotere vissen en soms zeevogels. Als maximale leeftijd wordt 9 jaar opgegeven. Literatuur:
- Lengkeek, W., Coolen, J. W. P., Gittenberger, A., & Schrieken, N. (2013). Ecological relevance of shipwrecks in the North Sea. Ned Faun Meded, 40, 49-58.
- Agustin, Liza Q. 2016. Thorogobius ephippiatus.
- van Moorsel, G. Leopard-spotted Goby.
Auteurs:Bianca van den Hoed (Januari 2016); [Niels Schrieken, sep 2018]); [IvL, okt 2018] Aphia ID:126937 Gebied:Nederland Biotoop:Zoutwater Project:MOO
| |