Zoekbeeld:
Zeenaaktslak. Tot 14 mm. Wit of lichtgeel, iets
transparant. Brede, ovale slak. Het mantelschild bedekt het hele lichaam
en is bezet met ronde, ongelijke, wratachtige tuberkels.
Daartussen staan stevige kalknaalden. De tuberkels midden op de
rug zijn groter. Rhinoforen met ca. 12 lamellen, stekend uit een gladde
opening. Kieuwkrans met ca. 14 enkelvoudig geveerde
kieuwen. Eisnoer als gespiraliseerde,
meerdere windingen vormende lage band, het smalle deel zit vastgehecht
aan hard substraat. Zeldzaam. Noordzee. Vroeger ook in het
kustgebied gevonden.
Kenmerken:
Afmetingen: Lengte tot 14 mm.
Kleur: De lichaamskleur en die van de mantel is wit of lichtgeel en min of meer transparant. In uitzonderlijke gevallen kan er ook bruine pigmentatie zijn. Noordelijke exemplaren zijn vaak geel.
Vorm: Een brede, ovale slak met een mantelschild dat het hele lichaam bedekt.
De mantel is bezet met grote ronde wratachtige tuberkels van ongelijk
formaat. Daartussen zijn stevige kalknaalden zichtbaar. Centraal op de
rug zijn de tuberkels groter dan op de mantelrand. De rhinoforen kunnen
tot 12 lamellen hebben en steken door een gladde opening in de mantel.
De kieuwkrans staat achter op de rug en bestaat uit enkelvoudig geveerde
kieuwen, tot 14 in aantal.
Eieren: Langs de Europese kust worden de eisnoeren vooral afgezet van januari tot mei, maar ook in de zomer. De eisnoeren vormen een gespiraliseerde lage band en zitten met het smalle deel vastgehecht aan een harde ondergrond. Ze kunnen meerdere windingen vormen.
Te verwarren met:
Rosse sterslak. Die wordt echter groter (tot 40 mm), heeft in de kieuwkrans meer kieuwveren en veel meer, maar ook kleinere wratten op het mantelschild.
Areaal en verspreiding:
Een vooral noordelijke (boreale) soort. De Europese
verspreiding loopt van IJsland, Noorwegen en de Oostzee via de Britse
Eilanden tot aan de Franse noordwestkust. Elders onder andere bij Spitsbergen, Groenland en in de Witte Zee, maar ook bij
Alaska, Nova Scotia en de noordoostkust van Amerika.
In Nederland is de
soort tot 1989 slechts enkele keren aangetroffen in de Noordzee. Bkend uit het gebied rond het Marsdiep en van een waarneming uit de Westerschelde bij
Vlissingen. Eieren
zijn slechts één keer in Nederland gevonden bij Den
Helder. Ondanks de diverse aanwezige voedselsoorten, lijkt de soort niet
in de Oosterschelde of het Grevelingenmeer aanwezig.
Op het strand: Aangespoeld bekend van het strand van Terschelling.
Habitat en ecologie:
Op hard substraat in het sublitoraal. De slakken voeden zich met een grote verscheidenheid aan
korstvormige mosdiertjes, waaronder diverse soorten die ook in Nederland
algemeen langs de kust voorkomen, zoals Electra pilosa, Alcyonidium
polyoum en Schizomavella linearis. Net als de Millennium-wratslak en Rosse sterslak heeft deze soort zuurklieren in de mantel. De dieren worden hoogstens een jaar oud.
Literatuur:
Bruyne, R.H. de, S.J. van
Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het
Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren
(Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Auteurs:
Floor Driessen (mei 2013)
[B. Oonk, jan 2013; IvL feb. 2014]
Aphia ID:
140640
Gebied:
Nederland
Biotoop:
Zoutwater
Project:
MOO|ANM
Gerelateerde soorten:
Rosse sterslak
Egelslak