Search
Search
 
Soortbeschrijving
 
 

Haring
Clupea harengus Linnaeus, 1758

Main Image
 

Zoekbeeld:

Mariene vissoort. Tot 45 cm, gewoonlijk 25-30 cm. Langwerpige, glanzend zilverkleurige vis zonder zijlijn, met een donkergroene rug. Kenmerkend is dat de inplant van de buikvinnen iets verder naar achteren staat ten opzichte van de inplant van de rugvin. De schubben zijn klein en teer. Haringen vormen grote scholen. In de Noordzee bestaan verschillende populaties die of in het voorjaar of in het najaar paaien. Wordt al eeuwenlang door de mens gegeten.

Kenmerken:

Afmetingen: Tot 45 cm, gewoonlijk 25-30 cm.
Kleur: Zilverkleurig lichaam met een grijsgroene of blauwgroene rug. Geen zijlijn.
Vorm: Langwerpige, sterk geschubde vis. De schubben laten snel los.
Vinnen: Een enkele korte rugvin, korte anaalvin. Staart duidelijk gevorkt. De buikvinnen staan recht onder de rugvin ingeplant.
Overig: Haringen maken geluid (haringscheten), veroorzaakt door gas dat ze uit hun zwemblaas laten ontsnappen. Dit doen ze ook vrijzwemmend in zee. Grote haringen kunnen tot maximaal een kilo wegen. De dieren kunnen tot 22 jaar worden.
In de Noordzee bestaan verschillende populaties die of in het voorjaar of in het najaar paaien. Dit doen ze op grindbedden en wierbodems met stromend water.
Haring wordt al eeuwenlang door de mens gegeten en op diverse manieren in- (en klaar-)gemaakt).

Te verwarren met:

Lijkt op andere Haringachtigen, met name Sprot en Sardien. Bij Sprot heeft het kieuwdeksel geen radiaire groeven, maar is de inplanting van de buikvinnen vóór het het begin van de rugvin, bij Haring staat de buikvin iets verder naar achteren ten opzichte van de rugvin. Sprot blijft bovendien kleiner. Bij Sardien hebben de kieuwdeksels grove radiaire groeven. Haring vertoont bovendien overeenkomst met de Ansjovis. Deze laatste heeft o.a. een kortere onderkaak, waardoor de snuit duidelijk naar voren uitsteekt, terwijl de buikvinnen evenals bij de Sprot vóór de rugvinnen zijn geplaatst.

Areaal en verspreiding:

De Haring komt voor op het noordelijk halfrond, in de noordelijke Atlantische Oceaan, vanaf South Carolina tot Groenland, in de Arctische wateren (Spitsbergen), rondom IJsland, Noorwegen, Oostzee, Noordzee en Het Kanaal. Verder tot de Golf van Biskaje. Er worden meerdere rassen en afzonderlijk paaiende hoofdpopulaties onderscheiden. Meestal worden in het Noordzeegebied vier (vroeger vijf) hoofdpopulaties onderscheiden. De verschillende haringpopulaties paaien op verschillende momenten: Buchan-Shetland-haringen paaien in augustus-september (Schotsland/Shetland); de Doggersbank-haring paait in augustus-oktober (Doggersbankgebied); de Downs-haring of Zuidelijke haring paait in november-januari (Southern Bight of Downs); de Oostzeeharing (maatjesharing) paait in het voorjaar in de Oostzee en komt vervolgens via het Skagerrak naar de Noordzee. De Zuiderzeeharing paaide in de voormalige Zuiderzee en verdween na het dichten van de Afsluitdijk. Haringlarven komen in het voorjaar in grote hoeveelheden in de Waddenzee voor. Vooral jongere Haringen ('haringbliekjes') komen regelmatig in de Waddenzee en ook nu en dan in de Zeeuwse stromen en langs de kust voor.

Habitat en ecologie:

Volwassen Haringen leven in grote scholen in volle zee, die scholen kunnen soms uit miljoenen dieren bestaan. Ze komen voor tot een diepte van ruim 200 meter. Jonge Haringen vormen ook scholen en verblijven een tijdje in de kustwateren. Larven en zeer jonge dieren eten plankton en roeipootkreeftjes, de volwassen dieren eten groter plankton en roeipootkreeftjes (Copepoda), garnalen, pelagische weekdieren en kleinere vissen. Het paaien gebeurt op grindbanken. De verschillende haringpopulaties paaien op verschillende plaatsen en ook de paaiseizoenen verschillen. De gemiddelde leeftijd is circa 15 jaar, de maximale leeftijd 22 jaar. Haringen maken geluid door gas te laten ontsnappen uit hun zwemblaas (dit leidde in het verleden tot verwarring: er werd gedacht aan geluiden van spionerende duikboten). De naam 'Haring' komt van het Oudnederlandse 'heering' en verwijst naar een grote legerschare: het zijn vissen die in grote 'legers' (scholen) rondzwemmen. Door sommige wetenschappers worden in onze streken twee taxonomisch verschillende ondersoorten onderscheiden: de Atlantische haring Clupea harengus harengus Linnaeus, 1758 en de Oostzeeharing Clupea harengus membras Linnaeus, 1761. Haring is een van de meest beviste soorten voor menselijke consumptie. 

Seizoenspatronen:

In de Noordzee worden vier verschillende hoofdpopulaties onderscheiden. Deze paaien op verschillende momenten: De Buchan-Shetland-haring paait in augustus en september voor de Schotse en Shetlandse kust. De Doggersbank-haring paait van augustus tot oktober. De zuidelijker levende populatie (Southern Bight-haring) paait pas in november-januari. De populatie die bekend is van de 'maatjesharing' paait elk voorjaar in de Oostzee en komt vervolgens via het Skagerrak naar de Noordzee. Buiten het paaiseizoen leven al deze populaties door elkaar, in het paaiseizoen verblijven ze elk op de eigen paaigronden. (Een vijfde populatie, de Zuiderzeeharing is uitgestorven na het dichten van de Afsluitdijk).

Literatuur:

Nijssen, H., 2010. Zeevissen. KNNV-Veldgids nr. 14. Utrecht, Stichting Uitgeverij KNNV. 160 pp.
Nijssen, H. & S. J. de Groot, 1987. De vissen van Nederland. Uitg. KNNV, Utrecht. nr. 42. 224 pp.
Redeke, H.C., 1941. Fauna van Nederland. Afl. X: Pisces (Cyclostomi-Euichthyes) (Ti-Tii). 1-331. Sijthoff, Leiden.
Zoetemeyer, R.B., 2010. Overzicht van de Nederlandse zeevissen. Uitg. Sportvisserij Nederland, Bilthoven. 212 pp.

Auteurs:

W. Vlierhuis (2013)
[IvL feb. 2014; jun. 2018]

Aphia ID:

126417

Gebied:

Nederland

Biotoop:

Zoutwater|Brakwater

Project:

MOO

Gerelateerde soorten:

Koornaarvis
Sprot
Haring

 
   
Faunavoorspelling
  • Collapse
  • Close
MaandTrefkans %Voldoende waarnemingenLocatie
Data pager
Data pager
12
Page size:
PageSizeComboBox
select
 26 items in 2 pages
3600060 Mally's Lamp [36000] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
3600160 Pim's wrak [36001] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
3600260 De grote slak [36002] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
3600460 Wrak 2108/31295 [36004] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
3600560 Wrak 2960/59695 (307) [36005] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
7050060 Onbekend wrak 70500 [70500] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
1074860 Inter ocean II [10748] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
2000160 Ocean Prince [20001] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
2001860 Stoomscheepje [20018] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
2000260 Koningin Regentes [20002] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
2002860 Russisch Onderzeeer [20028] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
2003860 Rode Poon [20038] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
2004060 Klaverbank grind 1 [20040] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
2005860 BW002/70505, Doggersbank [20058] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
2005960 BW003/70637, Doggersbank [20059] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
2006060 BW 006 (wraknr. 4950) (MFV ST Luke), Doggersbank [20060] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
2006160 Clarks [20061] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
2007760 U-31 [20077] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
2008960 Farne Islands [20089] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)
2009060 Mars [20090] (Nog niet in Anemoonlocaties opgenomen)

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top