Search
Search
 
Soortbeschrijving
 
 

Tweevlekgrondel
Gobiusculus flavescens (Fabricius, 1779)

Main Image
 

Zoekbeeld:

Zeevis. Ook in brak water. Lichaam tot 6 cm, grondelvormig. Twee rugvinnen, buikvinnen vergroeid tot zuignap. Lichtbruin met een donkere rug en een zwarte vlek op de staart. Mannetjes hebben nog een zwarte vlek onder de eerste rugvin, direct achter de borstvin en een blauw iriserend vlekkenpatroon op flanken en rugvinnen. Soms roodachtig op kieuwdeksel, borstvinnen en kop. Vrij zwemmende grondelsoort, vaak in scholen. Wordt ook staartvlekgrondel of blonde grondel genoemd

Kenmerken:

Afmeting: lengte tot 6 cm, meestal kleiner.
Kleur
: Licht bruinachtig. De rug is donker met een zwarte vlek op de staart. Mannetjes hebben een blauw iriserend vlekkenpatroon op de flanken en op de rugvinnen, met soms ook rode vlekken rond het kieuwdeksel, de borstvinnen en de kop. Mannetjes hebben tevens een tweede zwarte vlek onder de eerste rugvin, gelijk achter de borstvin.
Vorm:
Het lichaam heeft de typische 'grondelvorm': een brede kop met dikke lippen en wangen, de ogen staan hoog op de kop ingeplant.
Vinnen
: Twee gescheiden rugvinnen en een vlagvormige staart. De buikvinnen zijn vergroeid tot zuignap.

Te verwarren met:

Tweevlekgrondels zijn eigenlijk niet met andere soorten te verwarren. Aan dit visje zijn wel meerdere namen gegeven, wat tot verwarring kan leiden. De Tweevlekgrondel wordt ook Blonde grondel of  Ruthensparr-grondel genoemd.

Areaal en verspreiding:

Oost-Atlantische Oceaan van Noorwegen en de Oostzee tot aan Spanje. Oorspronkelijk niet in Nederland. Sinds ongeveer 2004 steeds regelmatiger waargenomen in de Zeeuwse wateren.

Habitat en ecologie:

Tweevlekgrondels zijn in tegenstelling tot diverse andere grondelsoorten geen typische bodemvissen. Ze leven vrijzwemmend in scholen dicht langs de kant, tot in de getijdenzone en zelfs in rotspoeltjes. Ze geven een voorkeur aan kalmer water met een dichte wierbegroeiing. Meestal tussen 1 en 20 meter. Het voedsel bestaat uit dierlijk plankton, met name kreeftachtigen en wormachtigen (o.a. pijlwormen). Paaitijd: ongeveer tussen maart-augustus, vooral in de zomermaanden. Mannetjes maken een nest, meestal onder een steen, waarin het vrouwtje de eieren legt. Vervolgens worden de eieren fanatiek bewaakt door het mannetje (broedzorg). Na de voortplantingsperiode sterven de ouderdieren gewoonlijk.

Literatuur:

Nijssen, H., 2010. Zeevissen. KNNV-Veldgids nr. 14. Utrecht, Stichting Uitgeverij KNNV. 160 pp.
Nijssen, H. & S. J. de Groot, 1987. De vissen van Nederland. Uitg. KNNV, Utrecht. nr. 42. 224 pp.
Redeke, H.C., 1941. Fauna van Nederland. Afl. X: Pisces (Cyclostomi-Euichthyes) (Ti-Tii). 1-331. Sijthoff, Leiden.
Zoetemeyer, R.B., 2010. Overzicht van de Nederlandse zeevissen. Uitg. Sportvisserij Nederland, Bilthoven. 212 pp.

Auteurs:

W. Vlierhuis (2013)
[IvL feb. 2014]

Aphia ID:

126898

Gebied:

Nederland

Biotoop:

Zoutwater

Project:

MOO

Gerelateerde soorten:

Zwarte grondel
Dikkopje
Tweevlekgrondel
Glasgrondel
Brakwatergrondel

 
   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top