Zoekbeeld:
Zeenaaktslak. Tot 20 mm, meestal kleiner. Lichaam wit, toppen rhinoforen oranjegeel,
uitsteeksels op de mantelrand, rugwratten en uiteinden van de kieuwen idem. Kopzijde met idem gekleurde,
gegroefde uitsteeksels. Mantelrand
en kopzijde met naar boven gebogen vingervormige uitsteeksels. Kieuwboog met 3-5 drievoudig geveerde kieuwen.
Rhinoforen gelamelleerd, in een ronde schacht staand. Eieren:
enkelvoudige witte, gevouwen riemvormige spiraalbanden. Leeft op de
Harige vliescelpoliep.
Kenmerken:
Afmetingen: Lengte 18- 20 mm.
Kleur: Lichaam wit, toppen rhinoforen helder oranjegeel, uitsteeksels op de mantelrand en uiteinde kieuwen idem. De wratten op de rug zijn oranje gekleurd. Kopzijde met diverse gelijkgekleurde, gegroefde uitsteeksels. Uiteinde van de voet wit, behalve in het midden
Vorm: Vrij platte slak zonder mantelschild. Mantelrand
en kopzijde met diverse naar boven gebogen vingervormige uitsteeksels,
die bij de kieuwen bijeen komen. Rondom de anus staat een kieuwboog. De
rug binnen de mantelrand is bezet met talrijke kleine wratjes. Op de kop staan gelamelleerde rhinoforen (reuksprieten) en enkele eveneens gegroefde aanhangsels. Koptentakels smal, gegroefd. De rhinoforen ontspringen uit een ronde schacht. Kieuwen rond de anus drievoudig geveerd, 3 (zelden 5) stuks.
Eieren: Meest enkelvoudige witte, onrgelmatig gevouwen tot platte riemvormige spiraalbanden. De dieren leven voornamelijk op en van de Bryozoa Electra pilosa (Harige vliescelpoliep). De eieren worden vaak gelegd op Electra pilosa.
Areaal en verspreiding:
Atlantische Oceaan, Noordzee, het Kanaal, tot Middellandse Zee. in Zeeland pas sedert 1995 in de Oosterschelde (Burghsuis) en enkele andere locaties. Soms ook op scheepswrakken.
Habitat en ecologie:
Vanaf het ondiepe sublitoraal tot grotere diepten, tot ca. 80 m.
Waarnemingen zijn het meest frequent in de lente en zomer. In
Europa voedt de soort zich met mosdiertjes zoals de korstvormende soorten Membranipora
membranacea en Umbonula littoralis, die echter niet autochtoon in
Nederland voorkomen. In de Nederlandse kustwateren zijn de dieren steeds
gevonden op de korst- en struikvormige vorm van het Harige
kantmosdiertje Electra pliosa. De dieren zijn hermafrodiet. Eieren hebben de vorm van een
platte, witte, linksdraaiende aaneengesloten spiraal.
Seizoenspatronen:
In Nederlandse wateren gevonden in voorjaar en zomer.
Literatuur:
Bragt, P.H. van, 2004. The Sea slugs, Sacoglossa and Nudibranchia (Gastropoda, Opisthobranchia), of the Netherlands. Vita Malacologica 2 (1): 3-32.
Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen,
A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het
Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren
(Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Thompson, T.E. & G.H. Brown, 1984. Biology of Opisthobranch Molluscs, Vol 2. Ray Society: London.
Auteurs:
Peter van Bragt (2013)
[B. Oonk, jan 2013; IvL feb. 2014]
Aphia ID:
140830
Gebied:
Nederland
Biotoop:
Zoutwater
Project:
MOO|ANM
Gerelateerde soorten:
Wrattige mosdierslak
Harige vliescelpoliep