Pitvis
Callionymus lyra
|
Pitvis
Callionymus lyra
Zeevis. Een platte, slanke bodemvis tot 30 cm, met een driehoekige kop waar de ogen boven op staan. De voorste rugvin is verhoudingsgewijs hoog, de tweede lager en langer. Lichtbruin met van bovenaf gezien drie donkere banden. Mannetjes zijn in de paaitijd erg kleurrijk, met iriserend blauwe en gele vlekken en strepen op de vinnen en het lijf. Beste kenmerk is dat de snuitlengte 2 tot 3 keer de oogdiameter en zitten er 4 achterwaarts gerichte stekels op het kieuwdeksel.
Item 1 of 0
| Pitvis | Callionymus lyra | | Zeevis. Een platte, slanke bodemvis tot 30 cm, met een driehoekige kop waar de ogen boven op staan. De voorste rugvin is verhoudingsgewijs hoog, de tweede lager en langer. Lichtbruin met van bovenaf gezien drie donkere banden. Mannetjes zijn in de paaitijd erg kleurrijk, met iriserend blauwe en gele vlekken en strepen op de vinnen en het lijf. Beste kenmerk is dat de snuitlengte 2 tot 3 keer de oogdiameter en zitten er 4 achterwaarts gerichte stekels op het kieuwdeksel. | Afmetingen: tot 30 cm.
Kleur: Buiten het paaiseizoen en
vrouwtjes het hele jaar door, zijn Pitvissen lichtbruin met van bovenaf
gezien drie donkere banden over de rug. Mannetjes zijn in de paaitijd erg kleurrijk, met iriserend blauwe en gele vlekken
en strepen op de vinnen en het lijf. Vrouwtjes hebben minder opvallende kleuren tijdens het paaiseizoen, en de rugvin is bescheidener van lengte.
Vorm: Een platte, slanke bodemvis met een driehoekige kop waar
de ogen boven op staan.
Vinnen: De voorste rugvin is verhoudingsgewijs enorm
hoog, de tweede rugvin is lager en langer vooral bij de mannetjes. Deze
rugvin wordt gebruikt voor de balts tijdens de paaitijd. | | Oost-Atlantische Oceaan, Oostzee, Noordzee. Langs de Nederlandse kust algemeen. | Pitvissen leven op zand- en slikbodems van ondiep water gewoonlijk tot ca. 100 m (tot 400 m bekend). Ze kunnen zich ingraven en fel jagen op bijvoorbeeld garnaaltjes. Tot het voedsel behoren verder wormen en weekdieren. Paait van februari tot maart. De eieren worden nabij het
wateroppervlak afgezet. Opvallend is dat in Zeeland het meerendeel van de populatie uit vrouwtjes bestaat. Het paringsritueel is een leuk
gezicht; mannetje en vrouwtje zwemmen paarsgewijs omhoog om in open
water de bevruchting te laten plaatsvinden. | | 126792 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Rasterpitvis
Callionymus reticulatus
|
Rasterpitvis
Callionymus reticulatus
Mariene vissoort (zeevis). Slanke platte bodemvis met grote vinnen. Tot
12 (vrouwtje) en 7 cm (mannetje). Oranjebruin, buik lichter. Rug en
flanken met bruine dwarsbande. Vooral in de paaitijd bij mannetjes op de
vinnen donkeromrande, gele en blauwe golvende vlekken en banden in een
gerasterd streeppatroon. Vrouwtjes minder kleurig maar eveneens met
schuine strepen. De kop is groot, onderaan afgeplat, met een snuitlengte
van anderhalf keer de oogdiameter. Voorste rugvin met 4 stevige
vinstralen, klein bij vrouwtjes, langer bij mannetjes, maar altijd
korter dan bij de (geeone) Pitvis. Op de kieuwdeksels 3 kleine,
achterwaarts gerichte stekels.
Item 1 of 0
| Rasterpitvis | Callionymus reticulatus | | Mariene vissoort (zeevis). Slanke platte bodemvis met grote vinnen. Tot
12 (vrouwtje) en 7 cm (mannetje). Oranjebruin, buik lichter. Rug en
flanken met bruine dwarsbande. Vooral in de paaitijd bij mannetjes op de
vinnen donkeromrande, gele en blauwe golvende vlekken en banden in een
gerasterd streeppatroon. Vrouwtjes minder kleurig maar eveneens met
schuine strepen. De kop is groot, onderaan afgeplat, met een snuitlengte
van anderhalf keer de oogdiameter. Voorste rugvin met 4 stevige
vinstralen, klein bij vrouwtjes, langer bij mannetjes, maar altijd
korter dan bij de (geeone) Pitvis. Op de kieuwdeksels 3 kleine,
achterwaarts gerichte stekels. | Afmetingen: Tot 12 (vrouwtje) en 7 cm (mannetje).
Kleur: Bruinoranje lichaam met een vuilwitte buik. De rug heeft bruine zadelvormige, donkeromrande vlekken. De flanken hebben lichtblauwe vlekken. Mannetjes hebben, vooral in de paaitijd, op de vinnen langwerpige, donkeromrande, geelgouden en lichtblauwe iriserende golvende vlekken en kleurbanden. Hier en daar komen ook witte donkere en lichte stippen voor. Vooral op de tweede rugvin, maar ook op de anaalvin en andere vinnen vormen de vlekken een gerasterd streeppatroon. Bij vrouwtjes zijn eveneens schuine strepen waarneembaar, maar deze zijn minder kleurig.
Vorm: Slanke vis met opvallend grote vinnen, een duidelijke zijlijn en een grotere, onderaan afgeplatte, driehoekige kop met hoogliggende ogen. De snuitlengte is hoogstens anderhalf keer zo lang als de oogdiameter. Er is een kleine uitstulpbare bek.
Vinnen: Voorste rugvin klein bij vrouwtjes, langer bij mannetjes, maar veel minder hoog dan bij de Pitvis. Staartvin waaiervormig, buikvinnen vóór de borstvinnen.
Nadere kenmerken: Kieuwdeksels met drie stevige stekels, die omhoog of naar achteren gericht staan, maar nooit naar de bek toe. Geen kieuwspleet maar een kieuwopening boven in de kop. Vinstralen: eerste rugvin met 4 in lengte verschillende harde stekels, tweede met 10 zachte vinstralen, anaalvin met 8-10 vinstralen. | | Noordoost-Atlantische Oceaan vanaf Noorwegen, via het Kattegat, de Noordzee en rondom de Britse eilanden, langs de Franse Atlantische kust en die van het Iberisch schiereiland tot Marokko en de Azoren. In de Middelllandse Zee niet verder dan Malaga. Langs de Nederlandse kust vrij algemeen. | De rasterpitvis is een zout- en brakwatervis. De dieren zijn te vinden in estuaria, lagunes en brakke wateren. Ook regelmatig in getijdestromen en zachtstromend water. Ze leven vaak op een zachte, mar soms ook op een hardere ondergrond op diepten vanaf iets beneden de laagwaterlijn tot circa 40 meter (maximaal 110 m). Het meest in Zeeland en in de open Noordzee. Soms nabij wrakken. De paaitijd valt tussen april-september. De bevruchte eieren komen zwevend in het water tot ontwikkeling. Het voedsel betaat uit wormen en kreeftachtigen. | | 126795 | Nederland | Zoutwater | MOO |