Gestippelde mosdierslak
Thecacera pennigera
|
Gestippelde mosdierslak
Thecacera pennigera
Zeenaaktslak. Tot 30 mm. Eén van de fraaist gekleurde soorten. Lichaam transparant tot wit met oranje vlekken en zwarte en gele stippen. Hoge slak met kieuwkrans midden op de rug. Achter de geveerde kieuwen staan twee lange vingervormige uitsteeksel. Rhinoforen in een brede tweelobbige schede. In Nederland uitsluitend op het struikvormige spiraalmosdiertje Bugula plumosa. De eieren vormen een brede band, die met enkele slagen in een Bugula-kolonie afgezet is.
Item 1 of 0
| Gestippelde mosdierslak | Thecacera pennigera | | Zeenaaktslak. Tot 30 mm. Eén van de fraaist gekleurde soorten. Lichaam transparant tot wit met oranje vlekken en zwarte en gele stippen. Hoge slak met kieuwkrans midden op de rug. Achter de geveerde kieuwen staan twee lange vingervormige uitsteeksel. Rhinoforen in een brede tweelobbige schede. In Nederland uitsluitend op het struikvormige spiraalmosdiertje Bugula plumosa. De eieren vormen een brede band, die met enkele slagen in een Bugula-kolonie afgezet is.
| Afmetingen: Tot 30 mm.
Kleur: De mosdierslak behoort tot de fraaist gekleurde zeenaaktslakken van Nederland. Het transparante tot witte lichaam is regelmatig bedekt met oranje vlekken en kleine zwarte en gele stippen.
Vorm: Hoge slak met kieuwkrans midden op de rug. Achter de geveerde kieuwen staan twee lange vingervormige uitsteeksel. Rhinoforen in een brede tweelobbige schede.
Eieren: De eieren vormen een brede band, die met enkele slagen in een Bugula-kolonie afgezet is.
| De soort heeft een invasiegewijs voorkomen. Vanaf 1980 vooral gezien in 1985, 1990, en 1997/1998. In elk van de perioden in toenemende mate. In latere jaren vrij schaars maar wel nu en dan gezien. Vooral in de Oosterschelde.
| Voorkomend langs de gehele Europese Atlantischekust. Daarnaast onder andere bekend van Brazilië, Zuid-Afrika, de Amerikaanseoostkust, de Australische oostkust, Nieuw-Zeeland, Pakistan en Japan. In Nederland tot nu toe alleen gevonden in de Oosterschelde en de monding van de Westerschelde.
| Op hard substraat in matig stromend getijdewater, altijd waar Bugula plumosa voorkomt. Komt voor van de laagwaterlijn tot 20 m diepte. Deze soort leeft in Nederland uitsluitend van het struikvormige spiraalmosdiertje Bugula plumosa.
| Dieren en eieren zijn gevonden in het najaar, van september tot begin november.
| 140840
| Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|ANM |
Spiraalmosdiertje
Crisularia plumosa
|
Spiraalmosdiertje
Crisularia plumosa
Kolonievormende mariene soort. De kolonies vormen opstaande Takken met zoïden in 2 rijen. Langwerpige, vederige bosjes zijn spiraalvormig opgebouwd. Broos en fijn, desondanks niet stug maar soepel.
Item 1 of 0
| Spiraalmosdiertje | Crisularia plumosa | | Kolonievormende mariene soort. De kolonies vormen opstaande Takken met zoïden in 2 rijen. Langwerpige, vederige bosjes zijn spiraalvormig opgebouwd. Broos en fijn, desondanks niet stug maar soepel. | Afmetingen: 8-10 cm.
Kleur: Grijsbruin; halfdoorzichtig.
Vorm: Boompjesachtige structuren, spiraalvormig opgebouwd. Broos en fijn gebouwd, desondanks niet stug maar soepel.
Bij vergroting onder de microscoop zijn details zichtbaar waaronder de zoïden, die verschillende vormen hebben. De avicularia-zoïden lijken op kleine vogelkopjes. Ze houden de kolonie schoon en zorgen voor de voedselvoorziening, waarbij ze ook minieme prooien grijpen. Andere zoïden met tentakels werken het voedsel daadwerkelijk naar binnen of habben andere taken.
Overig: Vroeger soms ook wel Gepluimde hoorncelpoliep genoemd. | | Noordoost-Atlantisch
gebied. In Nederland in de Noordzee, Waddenzee en vooral in Zeeland. | Vaak met meerdere bijeen tussen andere organismen, zoals zakpijpen en poliepen op hard substraat als stenen,
hout en ander substraat, vanaf de laagwaterlijn tot diepten van enkele tientallen meters. Vooral in gebieden met slib en rustig water. | | 834039 | Nederland | Zoutwater | MOO |