Zeerasp-knotsslak
Cuthona nana
![](/Portals/0/Soorteninformatie/Zeerasp-knotsslak/00Zeerasp-knotsslak.jpg)
|
Zeerasp-knotsslak
Cuthona nana
Zeenaaktslak. Tot 28 mm. Vleeskleurig. Rhinoforen en koptentakels
halfdoorschijnend, wit tot lichtroze. Papilinhoud lichtbruin
tot roze, top met cnidosac en witte kap. Kop, rug en
lichaam soms met gele of roze waas. Relatief brede slak. Op de rug tot
20 rijen papillen, behalve op het midden van de rug. Eisnoeren
in kronkelige
spiraal met u-vormige lussen, afgezet op afgegraasde hydropoliepen.
Noordzee en Zeeland, op Zeerasp.
Item 1 of 0
| Zeerasp-knotsslak | Cuthona nana | | Zeenaaktslak. Tot 28 mm. Vleeskleurig. Rhinoforen en koptentakels
halfdoorschijnend, wit tot lichtroze. Papilinhoud lichtbruin
tot roze, top met cnidosac en witte kap. Kop, rug en
lichaam soms met gele of roze waas. Relatief brede slak. Op de rug tot
20 rijen papillen, behalve op het midden van de rug. Eisnoeren
in kronkelige
spiraal met u-vormige lussen, afgezet op afgegraasde hydropoliepen.
Noordzee en Zeeland, op Zeerasp. | Afmetingen: Lengte tot 28 mm.
Kleur: Het lichaam is vaak vleeskleurig. Rhinoforen en koptentakels zijn wit tot lichtroze en semi-transparant. Op de rug, kop en uiteinden van de rhinoforen staan weinig tot geen pigmentvlekjes. De inhoud van de papillen is lichtbruin tot roze, met in de top een cnidosac en met een kap van witte pigmentvlekken. Ook direct onder deze kap liggen hier en daar nog verspreide pigmentvlekjes. Over de kop, rug en het voorste deel van het lichaam ligt soms een gele of roze was.
Vorm: De kop is relatief breed, het lichaam en de voet eveneens. De rug is aan
beide zijden dicht bezet met tot 20 rijen papillen, die alle ongeveer
even lang en dik zijn en iets spitser toelopen dan de rhinoforen. De
voorste papillen staan ingeplant tot halverwege de kop, voor de
rhinoforen. Op het midden van de rug staan geen papillen.
Eieren: Eisnoeren zien er uit als kleine parelsnoertjes, die in een brede kronkelige spiraal met u-vormige lussen op het substraat worden afgezet, met name op plaatsen waar de hydropoliepen al zijn afgegraasd. Meestal worden meerdere eisnoeren dicht bij elkaar afgezet. | | De eerste waarneming in Nederland stamt uit 1949. Waarnemingen beperken zich tot Texel, Den Helder, het westelijke deel van de Wester- en Oosterschelde en de open Noordzee. De soort kan het hele jaar door worden aangetroffen. | De soort leeft in het sublitoraal, tot ca. 30 m diep en is vooral te vinden in zeegaten met sterke getijdenstroming, op plaatsen waar het voedsel aanwezig is. De dieren leven uitsluitend van de hydropoliep Ruwe zeerasp
Hydractinia echinata. Deze komt voor op hard substraat, zoals wrakken,
stenen, oesters maar ook op door heremietkreeften bewoonde
slakkenhuizen. | De slak en de eisnoeren kunnen in principe het hele jaar worden waargenomen. | 141627 | Nederland | Zoutwater | MOO|ANM |
Zilverblauwe knotsslak
Cuthona concinna
![](/Portals/0/Soorteninformatie/Zilverblauwe%20knotsslak/00Zilverblauwe%20knotsslak.jpg)
|
Zilverblauwe knotsslak
Cuthona concinna
Zeenaaktslak. Tot 12 mm. Kleine soort met slanke papillen op de rug, geplaatst in schuine dwarsrijen. Voet met iets uitgetrokken voetpunten. Transparant, kleurloos tot crème, papilinhoud bruin tot
oker, met over de papillen vaak een zilverblauwe metaalglans. Top van de tentakels, rhinoforen en
papillen met witte vlekjes. De kleine eisnoeren zijn met enkele slagen rond de takjes van Zeecypres geslagen.
Item 1 of 0
| Zilverblauwe knotsslak | Cuthona concinna | | Zeenaaktslak. Tot 12 mm. Kleine soort met slanke papillen op de rug, geplaatst in schuine dwarsrijen. Voet met iets uitgetrokken voetpunten. Transparant, kleurloos tot crème, papilinhoud bruin tot
oker, met over de papillen vaak een zilverblauwe metaalglans. Top van de tentakels, rhinoforen en
papillen met witte vlekjes. De kleine eisnoeren zijn met enkele slagen rond de takjes van Zeecypres geslagen. | Afmetingen: Lengte tot 12 mm.
Kleur: Het lichaam is transparant, kleurloos tot crèmekleurig. De papilinhoud is bruin tot okerkleurig. Over de papillen ligt vaak een zilverblauwe metaalglans. Witte vlekjes liggen op de toppen van de tentakels, rhinoforen en papillen.
Vorm: Een kleine soort met slanke papillen op de rug. Deze staan in schuine
dwarsrijen, de voorsten zijn ter hoogte van de rhinoforen ingeplant.
De voet heeft enigszins hoekige, maar niet puntig uitgetrokken
voetpunten.
Eieren: De kleine eisnoeren zijn met enkele slagen rond de takjes van Zeecypres geslagen. | | Een meer noordelijke soort. Van Noorwegen tot Het Kanaal en de Normandische kust van Frankrijk. Elders bekend van het Amerikaanse continent.
In Nederland tot ca. 2005 alleen zeer sporadisch in het Waddengebied en de Wester- en Oosterschelde. Ook bekend uit de Noordzee (wrakken). Alleen voor de Oosterschelde geldt dat er vanaf 1996 sprake van een permanente populatie. | In Nederland fourageert deze soort vrijwel uitsluitend op de Zeecypres Sertularia cupressina. Te verwachten op alle harde substraten waar Zeecypres voorkomt, onder meer op dijken, maar ook in
Zeecypresvelden die op schelpenbodems in geulen voorkomen. | De meeste waarnemingen zijn gedaan in de winter en voorjaar (januari-mei), maar soms ook in het najaar. | 141618 | Nederland | Zoutwater | MOO|ANM |