Search
Search
 
Soorten
 
 
1
Page size:
 3 items in 1 pages
ZoekbeeldKenmerken
               
1
Page size:
 3 items in 1 pages
Harnasmannetje
Agonus cataphractus

Harnasmannetje
Agonus cataphractus

Zeevis. Tot 20 centimeter. Bruin, grijs of groenachtig, met donkere dwarsbanden. Langwerpig lichaam bepantserd met gekielde (gegroefde) beenplaten. De kop loopt uit in een spitse snuit, op de neus een  klein omhoog gericht puntje. Onderzijde van de snuit  bezet met een groot aantal korte kindraadjes.

Main Image
 
Agonus cataphractus 

Zeevis. Tot 20 centimeter. Bruin, grijs of groenachtig, met donkere dwarsbanden. Langwerpig lichaam bepantserd met gekielde (gegroefde) beenplaten. De kop loopt uit in een spitse snuit, op de neus een  klein omhoog gericht puntje. Onderzijde van de snuit  bezet met een groot aantal korte kindraadjes.

Afmeting: tot 20 centimeter.
Kleur: Over het algemeen bruin met donkere dwarsbanden, maar ook grijsachtige en groenachtige kleuren zijn mogelijk.
Vorm: Slank, langwerpig lichaam, met een karakteristieke bepantsering van beenplaten. Die beenplaten zijn gekield (voorzien van groefjes). De kop loopt uit in een spitse snuit, waarvan het neusje karakteristiek in een klein puntje omhoog gericht staat. Mond aan de onderkant van de kop (onderstandig). De onderzijde van de snuit is bezet met een groot aantal korte kindraadjes.
Vinnen: 2 rugvinnen en 1 anaalvin. In de rugvin 5-6 stekels en 6-8 vinstralen. In de anaalvin 6-8 vinstralen in de aarsvin.

  

Harnasmannetjes leven vooral op zand- en modderbodems, waar ze met hun voeldraadjes op zoek zijn naar voedseldiertjes. Ze kunnen goed tegen brak water. Op diepten van 1 tot ca 300 meter. Het voedsel bestaat vooral uit vlokreeftjes, garnalen en visseneieren.

 127190NederlandZoutwaterMOO
Pitvis
Callionymus lyra

Pitvis
Callionymus lyra

Zeevis. Een platte, slanke bodemvis tot 30 cm, met een driehoekige kop waar de ogen boven op staan. De voorste rugvin is verhoudingsgewijs hoog, de tweede lager en langer. Lichtbruin met van bovenaf gezien drie donkere banden. Mannetjes zijn in de paaitijd erg kleurrijk, met iriserend blauwe en gele vlekken en strepen op de vinnen en het lijf. Beste kenmerk is dat de snuitlengte  2 tot 3 keer de oogdiameter en zitten er 4 achterwaarts gerichte stekels op het kieuwdeksel.

Main Image
 
Callionymus lyra 

Zeevis. Een platte, slanke bodemvis tot 30 cm, met een driehoekige kop waar de ogen boven op staan. De voorste rugvin is verhoudingsgewijs hoog, de tweede lager en langer. Lichtbruin met van bovenaf gezien drie donkere banden. Mannetjes zijn in de paaitijd erg kleurrijk, met iriserend blauwe en gele vlekken en strepen op de vinnen en het lijf. Beste kenmerk is dat de snuitlengte  2 tot 3 keer de oogdiameter en zitten er 4 achterwaarts gerichte stekels op het kieuwdeksel.

Afmetingen: tot 30 cm.
Kleur: Buiten het paaiseizoen en vrouwtjes het hele jaar door, zijn Pitvissen lichtbruin met van bovenaf gezien drie donkere banden over de rug. Mannetjes zijn in de paaitijd erg kleurrijk, met iriserend blauwe en gele vlekken en strepen op de vinnen en het lijf. Vrouwtjes hebben minder opvallende kleuren tijdens het paaiseizoen, en de rugvin is bescheidener van lengte.
Vorm: Een platte, slanke bodemvis met een driehoekige kop waar de ogen boven op staan.
Vinnen: De voorste rugvin is verhoudingsgewijs enorm hoog, de tweede rugvin is lager en langer vooral bij de mannetjes. Deze rugvin wordt gebruikt voor de balts tijdens de paaitijd.

 Oost-Atlantische Oceaan, Oostzee, Noordzee. Langs de Nederlandse kust algemeen.

Pitvissen leven op zand- en slikbodems van ondiep water gewoonlijk tot ca. 100 m (tot 400 m bekend). Ze kunnen zich ingraven en fel jagen op bijvoorbeeld garnaaltjes. Tot het voedsel behoren verder wormen en weekdieren. Paait van februari tot maart. De eieren worden nabij het wateroppervlak afgezet. Opvallend is dat in Zeeland het meerendeel van de populatie uit vrouwtjes bestaat. Het paringsritueel is een leuk gezicht; mannetje en vrouwtje zwemmen paarsgewijs omhoog om in open water de bevruchting te laten plaatsvinden.

 126792NederlandZoutwaterMOO
Vijfdradige meun
Ciliata mustela

Vijfdradige meun
Ciliata mustela

Mariene vissoort (zeevis). 17-20 cm (tot 30 cm). Donkerbruine rug en een lichte buik. Langgerekt, glad lichaam. Kop minder dan 1/5 deel van het lichaam, met daarop vooraan vijf tastdraden: één aan de kin, twee op de bovenlip en twee bij de neusgaten. Meunen hebben twee rugvinnen, de voorste heeft één stekeltje en een kort rijtje in een groeve gelegen vinstraaltjes, de achterste is lang en loopt door tot aan de staart, evenals de anaalvin. Leeft in vrij ondiep water, onder wier en tussen stenen. In het Nederlandse kustgebied vrij algemeen.
Main Image
 
Ciliata mustela Mariene vissoort (zeevis). 17-20 cm (tot 30 cm). Donkerbruine rug en een lichte buik. Langgerekt, glad lichaam. Kop minder dan 1/5 deel van het lichaam, met daarop vooraan vijf tastdraden: één aan de kin, twee op de bovenlip en twee bij de neusgaten. Meunen hebben twee rugvinnen, de voorste heeft één stekeltje en een kort rijtje in een groeve gelegen vinstraaltjes, de achterste is lang en loopt door tot aan de staart, evenals de anaalvin. Leeft in vrij ondiep water, onder wier en tussen stenen. In het Nederlandse kustgebied vrij algemeen.Afmetingen: 17-20 cm (tot 30 cm).
Kleur: De rug is donkerbruin, de flanken en buik zijn licht grijsbruin.
Vorm: Lichaam langgerekt met zeer kleine schubben. Komt eerder glad over. De kop is kort, minder dan 1/5 van de totale lengte. Op de kin één één draadvormig uitsteeksel, bovenop de snuit vier tastdraden (twee op de bovenlip en twee bij de neusgaten). Aan deze vijf tastdraden dankt de soort haar Nederlandse naam.
Vinnen:
Twee rugvinnen, waarvan de eerste één veel langere en hardere stekelachtige vinstraal heeft en verder een kort rijtje zachte vinstralen die in een groef liggen. De tweede rugvin is zeer lang en loopt door tot aan de staart. Ook de anaalvin is lang en begint nog voor het midden. De staart is afgerond. De buikvin staat ver naar voren ingeplant, onder het kieuwdeksel.
Nadere kenmerken: Vinstralen: eerste rugvin met 1 stevige en 50-60 normale vinstralen, tweede rugvin met 2 stevige en 45-56 zachte vinstralen, anaalvin met 40-46 vinstralen.
 

Leeft vooral in ondiep water, vooral in de kustzone en wierzones, tot een diepte van 20 meter. Vaak op zandbodems en hard substraat, soms op modderbodems. Prefereert plaatsen met veel schuilmogelijkheden, zoals bij wrakken en tussen stenen. De paaitijd valt in de herfst, winter en het vroege voorjaar. Na het uitkomen van de eieren leven de vislarven enige tijd in het plankton. Het voedsel van volwassen dieren bestaat uit kreeftachtigen, o.a. garnalen, wormen, slakken en soms uit kleinere vissen. Dieren die in voorjaar en zomer dicht bij de kust verblijven, trekken aan het eind van de herfst wat dieper de Noordzee in om te paaien. In het voorjaar keren ze weer terug.

Noordoost-Atlantische Oceaan, vanaf IJsland en noord-Noorwegen via de Noordzee en rondom de Britse eilanden, via de Franse, Spaanse en Portugese Atlantische kust tot het zuiden van Portugal. Langs de Nederlandse kust vrij algemeen. Met name in Zeeland, ook in de Waddenzee en regelmatig in de open Noordzee, rondom wrakken.

Dieren die in voorjaar en zomer dicht bij de kust  verblijven, trekken aan het eind van de herfst naar de Noordzee, om weer terug te keren in het voorjaar.126448NederlandZoutwaterMOO
  • NoFilter
  • Contains
  • DoesNotContain
  • StartsWith
  • EndsWith
  • EqualTo
  • NotEqualTo
  • GreaterThan
  • LessThan
  • GreaterThanOrEqualTo
  • LessThanOrEqualTo
  • Between
  • NotBetween
  • IsEmpty
  • NotIsEmpty
  • IsNull
  • NotIsNull
  • Custom
 
   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top