Mariene Borstelworm met mooi gekleurde 'geveerde' tentakels die in een krans staan. De krans heeft vaak kleuren in twee of drie banden: afwisselend roodbruin en wit. De koker staat doorgaans op hard substraat. Volwassen dieren kunnen tot 40 cm worden.

Afmetingen: Koker 30-40 cm lang en 0,5 tot 1 cm dik. De meeste exemplaren worden echter niet groter dan 20 cm. Een derde tot de helft van de lengte van de koker steekt boven het zand uit. De diameter van de tentakelkrans kan meer dan 6 cm zijn.
Vorm: Het lichaam heeft 100 tot ca. 300 segmenten. Op de kop één paar aanhangels plus twee groepjes kieuwen, die elk uit enkele tientallen draden bestaan.
Tentakelkrans: Karakteristieke, enkele tentakelkrans. Soms is de krans in twee halfronde helften gedeeld. De tentakels hebben een franje van fijne vertakkingen, als een soort zeef, waarmee het dier plankton vangt.
Kleur: Tentakelkrans meestal wit, vaak in twee of drie banden: afwisselend roodbruin en wit, maar andere kleuren zijn ook mogelijk.
Overig: De tentakels spelen ook een rol bij de ademhaling; ze worden bij verstoring bliksemsnel ingetrokken. Soms zit er een parasitair kreeftje tussen. Bij de geringste verstoring trekt het dier de tentakelkrans in. Wordt ook wel eens Pauwkokerworm genoemd.

Leeft langs de gehele Britse kust, daar vooral naar het zuiden plaatselijk zeer algemeen. In Nederland plaatselijk in Zeeland, bijvoorbeeld onder pontons in de westelijke Oosterschelde en in het caisson in de Schelphoek. Het voorkomen wisselt sterk in opeenvolgende jaren.

Komt voor in het sublitoraal, beneden het getijdengebied, maar niet op grote diepte. Groeit op stenen die bedekt zijn met zand of slib. Plaatselijk kunnen grote kolonies aanwezig zijn.