Blaaswier
Fucus vesiculosus
|
Blaaswier
Fucus vesiculosus
Zeewier. Bruinwier. Tot 50 cm lang en ca 2 cm breed. Olijfgroen tot bruin. Thallus met
vrij regelmatige, dichotome vertakkingen. Vooral kenmerkend zijn de luchtblazen,
die paarsgewijs aan weerszijden van de duidelijke middenrib voorkomen en in de
vork van vertakkingen. Voortplantingsorganen sterk gezwollen. Groeit langs de hele kust op hard substraat in de getijdenzone, vooral onder de zone van Kleine zee-eik. Vooral aspectbepalend in geëxponeerde gebieden.
Item 1 of 0
| Blaaswier | Fucus vesiculosus | | Zeewier. Bruinwier. Tot 50 cm lang en ca 2 cm breed. Olijfgroen tot bruin. Thallus met
vrij regelmatige, dichotome vertakkingen. Vooral kenmerkend zijn de luchtblazen,
die paarsgewijs aan weerszijden van de duidelijke middenrib voorkomen en in de
vork van vertakkingen. Voortplantingsorganen sterk gezwollen. Groeit langs de hele kust op hard substraat in de getijdenzone, vooral onder de zone van Kleine zee-eik. Vooral aspectbepalend in geëxponeerde gebieden. | Afmetingen: Het thallus wordt tot 50 cm lang en tot
ongeveer 2 cm breed.
Kleur: Olijfgroen tot bruin.
Vorm: Het thallus heeft vrij regelmatige, dichotome
vertakkingen. Deze zijn vaak van uniforme breedte. Soms komt proliferatie voor
(uitgroeisel, vaak uit oudere thallusdelen, buiten het normale vertakkingschema
om), met name aan de basis. Heel kenmerkend zijn de ronde luchtblazen, vaak
paarsgewijs aan weerszijden van de duidelijke middenrib en in de vork van de vertakkingen.
Discusvormige hechtschijf. Door omgevingsfactoren kan de vorm van de thallus
sterk variëren ten opzichte van de typische variant. Soms vormen de luchtblazen
zich anders, bijvoorbeeld vanwege blootstelling aan sterke golven. De voortplantingorganen
groeien aan het eind van een vertakking, zijn zelf onvertakt of eenmaal gevorkt
en sterk gezwollen.
Textuur:
Stevig. | | Blaaswier is een algemene soort
in Zeeland, langs de Noord- en Zuid-Hollandse kust en in het Waddengebied.
Op het strand: Ook aangespoeld
wordt Blaaswier veel gevonden. Soms komen de aangespoelde exemplaren zelfs uit Frankrijk of Zuid-Engeland. | Deze soort groeit op hard
substraat, alleen in de getijdenzone, vooral onder de zone van Kleine zee-eik.
Blaaswier komt voor van blootgestelde kusten tot beschutte dijken, maar is
vooral aspectbepalend in geëxponeerde gebieden. Op rustige plekken wordt de
plek meestal ingenomen door Knotswier.
Fucus vesiculosus is tweehuizig: mannelijke en vrouwelijke
voortplantingsorganen komen op verschillende individuen voor. Deze soort kan
zich het hele jaar door voortplanten. | Deze soort is meerjarig en kan
zich het hele jaar door voortplanten. | 145548 | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP |
Bruinwier
Ochrophyta
|
Bruinwier
Ochrophyta
Item 1 of 0
| Bruinwier | Ochrophyta | | | | | | | | 345465 | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP |
Gaffelwier
Dictyota dichotoma
|
Gaffelwier
Dictyota dichotoma
Zeewier. Bruinwier. Dunne, gevorkt vertakte bladeren, zomersoort.
Item 1 of 0
| Gaffelwier | Dictyota dichotoma | | Zeewier. Bruinwier. Dunne, gevorkt vertakte bladeren, zomersoort. | | | Waarnemingen: Gaffelwier. | | | 145367 | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP |
Gezaagde zee-eik
Fucus serratus
|
Gezaagde zee-eik
Fucus serratus
Zeewier. Bruinwier. Tot 60 cm lang, soms
zelfs langer. Vertakkingen worden 2 cm breed.
Olijfgroen tot bruin. Voortplantingsorganen lichtgroen (vrouwelijk) of oranjebruin (mannelijk).
Het thallus (plantvorm) bestaat uit een discusvormige hechtschijf en een
ronde steel met regelmatige dichotome vertakkingen (elke vertakking splitst
zich in twee gelijke delen). De vertakkingen zijn afgeplat en hebben
een duidelijke middenrib en gezaagde randen. In de lagere zones van het
intergetijdengebied, met name in Zeeland en het Waddengebied.
Item 1 of 0
| Gezaagde zee-eik | Fucus serratus | | Zeewier. Bruinwier. Tot 60 cm lang, soms
zelfs langer. Vertakkingen worden 2 cm breed.
Olijfgroen tot bruin. Voortplantingsorganen lichtgroen (vrouwelijk) of oranjebruin (mannelijk).
Het thallus (plantvorm) bestaat uit een discusvormige hechtschijf en een
ronde steel met regelmatige dichotome vertakkingen (elke vertakking splitst
zich in twee gelijke delen). De vertakkingen zijn afgeplat en hebben
een duidelijke middenrib en gezaagde randen. In de lagere zones van het
intergetijdengebied, met name in Zeeland en het Waddengebied. | Afmetingen: Thallus tot 60 cm lang, soms
zelfs langer. Vertakkingen worden 2 cm breed.
Kleur: Olijfgroen tot bruin. Voortplantingsorganen lichtgroen (vrouwelijk) of oranjebruin (mannelijk).
Vorm: Het thallus (plantvorm) bestaat uit een discusvormige hechtschijf en een
ronde steel met regelmatige dichotome vertakkingen (elke vertakking splitst
zich in twee gelijke delen; gevorkt). De vertakkingen zijn afgeplat en hebben
een duidelijke middenrib en gezaagde randen. De eveneens afgeplatte voortplantingsorganen
groeien aan de uiteinden van de vertakkingen en kunnen enkelvoudig of eenmaal
gevorkt zijn.
Textuur: Stevig. | | Een algemene soort in Zeeland en
langs de verdere Nederlandse kust, inclusief de Waddeneilanden.
Op het strand: Wordt
aangespoeld langs de hele kust gevonden. | Gezaagde zee-eik groeit op hard
substraat en vormt vaak een karakteristieke zone in het lage deel van het intergetijdengebied. Deze zone bevindt zich onder de zone van Blaaswier en Kleine zee-eik, maar boven de Suikerwier-zone. Soms komt deze soort zelfs net
in het sublittoraal voor. Op beschutte en semi-blootgestelde dijken is het een
algemene soort, maar Gezaagde zee-eik vormt minder dichte vegetaties dan de Blaaswier of
Kleine zee-eik vegetaties in hun eigen zone. Op dit wier is vaak de
hydropoliep het Figuurzaagje Dynamena
pumila te vinden. Ook de Vlakke alikruik Littorina fabalis leeft op Gezaagde zee-eik: deze zet hier eieren op af en vindt hier voedsel. De slak voedt zich niet met de Gezaagde
zee-eik zelf, maar met epifytische wiertjes die erop groeien.
Deze wiersoort is tweehuizig: er
zijn aparte mannelijke en vrouwelijke individuen. De reproductieve structuren
ontwikkelen in de winter aan de toppen van de vertakkingen. Ze worden dan heel licht
gezwollen, met een ribbelige structuur, maar ze zijn nog steeds afgeplat en
hebben ook de gezaagde rand. Het is een
meerjarige soort. | | 145546 | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP |
Hauwwier
Halidrys siliquosa
|
Hauwwier
Halidrys siliquosa
Bruinwier. De luchtblazen zijn peul- en hauwvormig, met tussenschotten.
Item 1 of 0
| Hauwwier | Halidrys siliquosa | | Bruinwier. De luchtblazen zijn peul- en hauwvormig, met tussenschotten. | | | Waarnemingen Hauwwier 1900 - nu: Hauwwier. | | | 145540 | Nederland | Zoutwater | LIMP|SMP|Exoten |
Japans bessenwier
Sargassum muticum
|
Japans bessenwier
Sargassum muticum
Zeewier. Bruinwier. Groot, groenbruin
zeewier dat in bossen groeit. Kan tussen de 1 en 5 meter worden.
Karakteristiek
zijn de kleine, besvormige drijfblaasjes, die in grote aantallen langs
de
zijtakken groeien. Groeit in het ondiepe sublitoraal (beneden de
laagwaterlijn),
op hard substraat. Zeeland (o.a. Oosterschelde en Het Grevelingenmeer)
en Waddenzee. Aangespoeld op het strand langs de hele kust.
Item 1 of 0
| Japans bessenwier | Sargassum muticum | | Zeewier. Bruinwier. Groot, groenbruin
zeewier dat in bossen groeit. Kan tussen de 1 en 5 meter worden.
Karakteristiek
zijn de kleine, besvormige drijfblaasjes, die in grote aantallen langs
de
zijtakken groeien. Groeit in het ondiepe sublitoraal (beneden de
laagwaterlijn),
op hard substraat. Zeeland (o.a. Oosterschelde en Het Grevelingenmeer)
en Waddenzee. Aangespoeld op het strand langs de hele kust. | Afmetingen: Japans bessenwier is een van de
grootste wieren in Nederland. De bossen groeien tussen de 1 en 5 meter. De
drijfblaasjes, die de vorm van besjes hebben, worden enkele mm in doorsnede.
Kleur: Donker tot groenbruin, de drijfblaasjes
zijn vaak geelbruin.
Vorm: Het thallus (plantvorm) bestaat uit een
centrale as (stipe) met loodrecht daarop kleinere zijtakken, die beurtelings
links en rechts van de centrale as staan. Deze zijtakken zijn dichtbezet met
blaadjes (waar fotosynthese plaatsvindt), drijfblaasjes en
voortplantingsorganen. Het
geheel zit met een hechtschijf vastgeplakt aan hard substraat, door middel
van een zure suikerverbinding die door het wier wordt geproduceerd.
Basaal zijn de
blaadjes ongekarteld en tot enkele cm lang, in het middendeel van het thallus
zijn de blaadjes kleiner en gekarteld, in het bovenste deel zijn ze lijnvormig
of ontbreken ze geheel. De drijfblaasjes
zijn rond (soms langgerekt, maar geen punt aan de top) en staan op steeltjes.
De voortplantingsorganen zijn langwerpig en kegelvormig.
Textuur: Taai/stevig en glad
| | Oorspronkelijk komt dit wier uit de Grote Oceaan
(Japan). De soort is voor het eerst in Europa gevonden aan de Engelse kust (1973)
en heeft zich vervolgens snel verspreid langs de gehele West-Europese kust. Waarschijnlijk
is het wier meegekomen met het invoeren van de Japanse oester. In Nederland komt Japans bessenwier voor in de
Oosterschelde en de Grevelingen. Ook in het Waddengebied wordt het gevonden. | Deze wiersoort wordt in
getijdenwater gevonden in het ondiepe sublitoraal (het gebied onder de
laagwaterlijn), dichtbij de kust, op hard substraat. Met heel laag water drijft
het bovenste deel van het thallus aan de oppervlakte. In stilstaand water kan het wier tot enkele meters onder de waterlijn voorkomen. Deze soort
groeit niet in het intergetijdengebied, omdat het een lage tolerantie voor
droogvallen heeft. Wel kan het tegen een laag zoutgehalte (bijvoorbeeld op plekken waar zoet en zout water mengen). Japans bessenwier kan zich binnen
het eerste levensjaar al reproduceren en kan zichzelf ook bevruchten (het is
hermafrodiet). Daardoor groeit het erg snel en kan het sterk competeren met
inheemse soorten. De eerste delingen van de zygote (bevruchte eicel) vinden al
plaats wanneer de zygote zich nog in de 'moederplant' bevindt, zodat de plantjes als embryo’s vrijkomen.
Op het strand: Japans bessenwier wordt ook veel aangespoeld aangetroffen, waaronder vaak vruchtbaar en met jonge embryo’s, wat de snelle
verspreiding kan verklaren. | De hechtschijf van Japans
bessenwier is meerjarig en blijft het hele jaar door staan. Als het koud is,
verliest dit wier zijn blaadjes en drijfblaasjes. Wanneer het warm genoeg blijft,
groeit het wier het hele jaar door. | 494791 | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP |
Kleine zee-eik
Fucus spiralis
|
Kleine zee-eik
Fucus spiralis
Zeewier. Bruinwier. Tot enkele tientallen cm lang. Olijfgroen tot lichtbruin. Met
regelmatige, dichotome vertakkingen die vrijwel meteen vanuit de discusvormige
hechtschijf ontspringen. Duidelijke middenrib, vaak met een karakteristieke
twist. De voortplantingsorganen zijn gezwollen en hebben een smal randje. Leeft op hard
substraat in het bovenste deel van het intergetijdengebied, voornamelijk op beschutte
kusten/dijken. De betreffende zone ligt vlak onder de
zone met Groefwier, maar boven de Blaaswier- en Knotswierzone.
Item 1 of 0
| Kleine zee-eik | Fucus spiralis | | Zeewier. Bruinwier. Tot enkele tientallen cm lang. Olijfgroen tot lichtbruin. Met
regelmatige, dichotome vertakkingen die vrijwel meteen vanuit de discusvormige
hechtschijf ontspringen. Duidelijke middenrib, vaak met een karakteristieke
twist. De voortplantingsorganen zijn gezwollen en hebben een smal randje. Leeft op hard
substraat in het bovenste deel van het intergetijdengebied, voornamelijk op beschutte
kusten/dijken. De betreffende zone ligt vlak onder de
zone met Groefwier, maar boven de Blaaswier- en Knotswierzone. | Afmetingen: Tot enkele tientallen cm lang (vaak
rond de 20 cm). Thallussegmenten zijn ongeveer 1 tot 2 cm breed. Naar de toppen
toe lijken deze breder te worden, dit effect wordt veroorzaakt door het
uitwaaieren van de vertakkingen die in hetzelfde vlak blijven.
Kleur: Olijfgroen tot lichtbruin.
Vorm: Vrijwel direct na de discusvormige
hechtschijft ontspringen regelmatige, dichotome vertakkingen. Er is een duidelijke
middenrib te zien, die vaak een karakteristieke twist heeft. Het thallus
(plantvorm) heeft daardoor de neiging te spiraliseren: dit is het best te zien
wanneer het wier hangend over rotsen groeit, maar het is geen onderscheidend
kenmerk voor deze soort. Echte, holle drijfblaasjes ontbreken. Wel kan de
thallus aan de toppen (en soms lager) aan beide zijden van de middenrib over
grote lengte (worstvorm) gezwollen zijn. Dit wordt veroorzaakt door opbouw van
gassen in tissue (weefsel). Deze plekken zijn vaak lichter van kleur. De voortplantingsorganen
zitten aan het eind van de vertakkingen, zijn gezwollen, enkelvoudig of eenmaal
gevorkt en hebben een smal en plat steriel randje.
Textuur: Stevig, maar flexibel. | | Dit wier groeit zowel in Zeeland
als op de Waddeneilanden en langs de Hollandse kust.
Op het strand: Aangespoeld
gevonden in Zeeland, langs de Noord- en Zuid-Hollandse kust en in het Waddengebied. | Kleine zee-eik leeft op hard
substraat in het hoge deel van het intergetijdengebied. Voornamelijk op beschutte
kusten/dijken. De zone waarin deze wiersoort groeit, bevindt zich vlak onder de
zone met Groefwier, maar hoger dan de Blaaswier- en Knotswierzone.
Fucus spiralis is eenhuizig
(hermafrodiet): zowel mannelijke als vrouwelijke voortplantingsorganen bevinden
zich op hetzelfde thallus. De ei- en zaadcellen worden in het water afgezet,
waar de eicel bevrucht wordt en een zygote vormt. | Kleine
zee-eik is meerjarig. | 145547 | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP |
Knotswier
Ascophyllum nodosum
|
Knotswier
Ascophyllum nodosum
Zeewier. Bruinwier. Tot 1,5 meter lang, hoofdassen
tot 1 cm breed.
Olijfgroen tot goudbruin. Deze soort komt zeer
algemeen voor in het mid-litorale gedeelte op hard substraat, voornamelijk op
dijken die (gedeeltelijk) droogvallen tijdens laagwater. De hoofdassen zijn
afgeplat, onregelmatig vertakt en hebben geen middennerf. Karakteristiek zijn
de grote drijfblazen, die in de hoofdassen liggen. Vooral in Zeeland en Het Waddengebied op hard substraat.
Item 1 of 0
| Knotswier | Ascophyllum nodosum | | Zeewier. Bruinwier. Tot 1,5 meter lang, hoofdassen
tot 1 cm breed.
Olijfgroen tot goudbruin. Deze soort komt zeer
algemeen voor in het mid-litorale gedeelte op hard substraat, voornamelijk op
dijken die (gedeeltelijk) droogvallen tijdens laagwater. De hoofdassen zijn
afgeplat, onregelmatig vertakt en hebben geen middennerf. Karakteristiek zijn
de grote drijfblazen, die in de hoofdassen liggen. Vooral in Zeeland en Het Waddengebied op hard substraat. | Afmetingen: Maximaal 1,5 meter lang. Hoofdassen
tot 1 cm breed.
Kleur: Olijfgroen tot goudbruin.
Vorm: Vanuit een discusvormige hechtschijf
ontspringen meerdere hoofdassen. Deze zijn afgeplat, onregelmatig vertakt en
zijn op regelmatige afstand voorzien van grote drijfblazen (deze zitten als het
ware in de hoofdas, tussen top en basis gelegen, niet afgetakt). In iedere as
wordt per jaar één drijfblaas gevormd (met uitzondering van de eerste twee jaar,
waarin geen drijfblazen worden gevormd). Door verschillende oorzaken,
bijvoorbeeld sterke golven, kunnen drijfblazen missen (vertakkingen kunnen afbreken), daarom kan alleen de
minimale leeftijd met deze techniek worden bepaald. De assen hebben geen middennerf
en de rand van de assen is vaak licht gezaagd. Behalve de vertakkingen die
onbeperkt doorgroeien, is er nog een type vertakking met beperkte groei; aan
het eind hiervan groeien de voortplantingsorganen. Deze hebben als ze gerijpt
zijn de vorm van een ovale, geribbelde druif.
Textuur: Stevig, leerachtig. | | Knotswier komt zeer algemeen voor
in Zeeland (zowel in de Oosterschelde als in het Grevelingenmeer). Komt ook
voor op de dijken en in de havens van de Waddeneilanden.
Op het strand: Deze soort wordt
ook aangespoeld langs de gehele Nederlandse kust en op de Waddeneilanden veel gevonden
en zit dan vaak vol met epifytische soorten (wieren en algen die op andere
wieren/planten groeien), vooral met Polysiphonia
lanosa. | Knotswier groeit op hard substraat
op beschutte locaties. Op dijken is vaak een duidelijke zonering te zien: dit wier
vormt een brede band op het middengedeelte van de dijk, lager dan Kleine zee-eik,
maar hoger dan Gezaagde zee-eik. Het is goed bestand tegen droogte en hoge
temperatuur. Op plaatsen waar wind en golven vrij spel hebben, neemt Blaaswier
vaak de plek over van Knotswier.
Elk individu is ofwel mannelijk ofwel vrouwelijk. De voortplanting vindt plaats in de winter. De voortplantingsorganen, die meestal gevormd worden in de lente, zijn dan gerijpt. Aan de inhoud van de rijpe voortplantingsorganen is het geslacht te herkennen: de mannelijke variant is oranje en de vrouwelijke variant is groen (om dit te zien moeten de voortplantingsorganen vaak opengemaakt worden). Kleur is echter niet altijd een duidelijk kenmerk, soms zijn de voortplantingsorganen simpelweg nog niet rijp. Eicellen en zaadcellen worden afgegeven aan het water en de bevruchting vindt dus niet in het wier zelf plaats. | Knotswier is meerjarig. Het is
een langzame groeier en kan tientallen jaren oud worden.
Meerdere soorten wieren vervellen regelmatig, met als effect dat eventuele ongewenste algen die op het wier groeien ook afgeworpen worden. Knotswier zou de gehele opperlaag cellen afwerpen, maar dit wordt door enkele onderzoekers in twijfel getrokken. | 145541 | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP |
Oesterdief
Colpomenia peregrina
|
Oesterdief
Colpomenia peregrina
Zeewier. Bruinwier. Bolronde vorm, aan de binnenkant hol.
Voelt ruw of papierachtig aan en heeft een olijfbruine kleur. Tot 25 cm in diameter.
Gaat bij aanraking niet gelijk kapot, maar scheurt als papier.
Item 1 of 0
| Oesterdief | Colpomenia peregrina | | Zeewier. Bruinwier. Bolronde vorm, aan de binnenkant hol.
Voelt ruw of papierachtig aan en heeft een olijfbruine kleur. Tot 25 cm in diameter.
Gaat bij aanraking niet gelijk kapot, maar scheurt als papier. | Afmetingen: tot 25 cm in diameter.
Kleur: Olijfbruin.
Vorm: Bolronde vorm. Oudere exemplaren kunnen
ook gegroefd zijn.
Textuur: Ruw, papierachtig. | | Dit wier komt in de Grevelingen
heel algemeen voor en minder algemeen in de Oosterschelde. | De Oesterdief groeit epifytisch
op andere wiersoorten of gehecht aan oesters en rotsen. Het komt voor in sublitoraal
(onder de laagwaterlijn) en vooral in poelen met stagnant water. | De oesterdief is een eenjarige
soort. | 145856 | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP |
Riemwier
Himanthalia elongata
|
Riemwier
Himanthalia elongata
Riemwier bestaat uit een slechts 5 cm groot 'paddestoeltje' met daarop één of meer, tot 4 m lange, gevorkte vertakte riemen (de voortplantingsorganen). Komt niet in Nederland voor. Het aanspoelen van riemwier wijst in het algemeen op een zuidelijke herkomst van het aanspoelsel (Het kanaal).
Item 1 of 0
| Riemwier | Himanthalia elongata | | Riemwier bestaat uit een slechts 5 cm groot 'paddestoeltje' met daarop één of meer, tot 4 m lange, gevorkte vertakte riemen (de voortplantingsorganen). Komt niet in Nederland voor. Het aanspoelen van riemwier wijst in het algemeen op een zuidelijke herkomst van het aanspoelsel (Het kanaal). | | | | | | 145551 | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP |