Door: A. Boesveld. A.W. Gmelig Meyling & I. van Lente, 28-7-2014
Uiterlijke kenmerken
De Zeggekorfslak, Vertigo moulinsiana
(Dupuy, 1849), is een klein landslakje met een tonvormig huisje met tot vijf,
geleidelijk in grootte toenemende windingen. Het huisje heeft
maximale afmetingen van 3 x 1,6 mm. Daarmee is deze soort de grootste
korfslaksoort van ons land. Aangezien ook vaak kleinere volwassen exemplaren
worden aangetroffen, is de grootte alleen geen goed determinatiekenmerk. Het
aantal tanden en de plaatsing ervan in de mondopening van het huisje zijn
doorslaggevende kenmerken voor de determinatie. Het huisje is rechtsgewonden: als
men het topje boven houdt en de mondopening van de schelp naar beneden, zit de
mondopening rechts. Dit is in tegenstelling tot dat van sommige verwante
soorten korfslakken, die een linksgewonden huisje bezitten, zoals de Nauwe
korfslak Vertigo angustior. In de mondopening van het huisje (niet van
de slak) zitten 4-5 plooien, ook wel tanden genoemd. De mondrand is een beetje
teruggeslagen. Zonder vergelijkingsmateriaal is de
Zeggekorfslak te verwarren met de Dikke korfslak Vertigo antivertigo, de
Dwerg-korfslak Vertigo pygmaea, de Tandloze korfslak Columella
edentula en de Ruwe korfslak Columella
apera die alle vier ook in moerasgebieden kunnen voorkomen en daar soms
vrij algemeen kunnen zijn. Het onderscheiden van vooral jonge exemplaren is
bijzonder lastig en determinaties dienen altijd door een expert te worden
gecontroleerd.
Voorkomen in Nederland
Tot 2003 was de Zeggekorfslak alleen bekend
van enkele kwelrijke broekbossen in Limburg. Dankzij zeer intensief
verspreidingsonderzoek is de soort inmiddels gevonden in de provincies Groningen,
Drenthe, Friesland, Overijssel, Utrecht, Noord- en Zuid-Holland. De soort wordt
daar vooral in verlandingsvegetaties in laagveengebieden aangetroffen. Het
landelijke verspreidingsonderzoek is nog in volle gang en het is goed mogelijk
dat de Zeggekorfslak de komende jaren nog in tientallen andere km-hokken
gevonden zal worden. De Zeggekorfslak is dus minder zeldzaam dan voorheen
gedacht, maar het blijft desalniettemin een zeldzame en gevoelige soort. De
dieren leven vaak in kleine dichtheden. De populaties beperken zich niet zelden
tot een klein oppervlak, van enkele tientallen tot enige honderden vierkante
meters geschikt biotoop, vaak gelegen binnen een veel groter gebied waar de
soort verder ontbreekt. Het gevolg is dat de Zeggekorfslak gemakkelijk uit een
gebied kan verdwijnen. De soort blijft derhalve een belangrijke
kwaliteitsindicator voor bronbossen en oevervegetaties.
Biotopen
In Nederland wordt de
Zeggekorfslak in een vrij uiteenlopende reeks aan biotopen gevonden. Deze zijn
niet altijd even eenvoudig te classificeren. De biotopen zijn meestal open,
maar ook in half-open biotopen is Zeggekorfslak regelmatig aanwezig. Het aantal
waarnemingen in bossen met een sterke schaduwval is beduidend minder.
Laagveengebieden hebben in ons land een overduidelijke voorkeur. Het aantal
waarnemingen op zandgronden is beduidend lager dan op kleibodems. Het kan zowel
(zeer) eutrofe als mesotrofe biotopen betreffen, met of zonder kwelinvloeden.
Van belang is dat deze bodems gedurende het gehele jaar nat en kalkhoudend
zijn. Ze moeten bovendien reeds lange tijd zeer extensief beheerd worden.
Bossen
Bronbossen: in Zuid-Limburg en Twente liggen de
leefgebieden onder meer in bronbossen in beekdalen, op de overgang van naar
hogere gronden waar kwel optreedt. Leefgebieden komen voor in elzenbroekbossen
met een ondergroei van grote zeggensoorten.
Kwelmoerasbossen: in de Vechtstreek en de Lendevallei is
de soort diverse malen in kwelmoerasbos aangetroffen. Deze biotoop vertoont
veel overeenkomsten met de bronbossen van Zuid-Limburg. Alleen zijn deze bossen
van jongere leeftijd en liggen ze in laagveengebieden. De kenmerkende en
bijzondere flora en fauna van bronbossen ontbreekt in deze bossen. Vanwege de
zurige bodems is een hoge kwelintensiteit van levensbelang voor de
Zeggekorfslak. Dankzij de zuurbufferende werking van de kalkrijke kwel, kunnen
kalkhoudende, mesotrofe tot eutrofe milieus ontstaan (Boesveld, 2008). Het
betreft vooral licht beschaduwde, relatief soortenarme Elzenbossen, met een
dominante ondergroei van Moeraszegge of Oeverzegge.
Oever en verlandingsvegetaties
Verlandingsvegetaties hebben
een drijvend karakter, omdat ze niet op vaste bodems groeien. In grootschalige
laagveenmoerasgebieden zijn deze vegetaties het beste ontwikkeld en het betreft
meestal ongestoorde vegetaties in meren, plassen en petgaten. Pluimzegge en Moerasvaren
zijn vaak dominant aanwezig. Afhankelijk van het stadium waarin deze
verlandingsvegetaties zich bevinden, treffen we soorten aan als Moeraszegge,
Bitterzoet, Moeraswalstro, Moerasvergeet-mij-niet, Watermunt, Melkeppe, Grauwe
wilg, Zwarte els of Zachte berk. In de (buiten)rand groeit vaak Kleine
lisdodde. In enkele laagveengebieden treedt Galigaan op als
verlandingsvegetatie. De hoogste dichtheden Zeggekorfslakken worden
aangetroffen onder voedselrijke omstandigheden. Aanvoer van kalkhoudend,
voedselrijk water in laagveengebieden via kanalen en rivieren, is van groot
belang voor de Zeggekorfslak. Ook in oude boezems en langs brede vaarten die
zeer extensief beheerd worden, kunnen verlandingsvegetaties goed ontwikkeld
zijn. Indien in agrarische gebieden het slootbeheer gestaakt wordt, kunnen deze
vegetaties zich ook in sloten ontwikkelen, waarna de Zeggekorfslak zich daar
kan vestigen.
Oevervegetaties
Oevers van meren, plassen,
petgaten, boezems, vaarten, kanalen en sloten: al deze biotopen zijn vrijwel steeds door toedoen van mensen
ontstaan of mede gevormd. Ze zijn zeker niet eenduidig en kunnen onderverdeeld
worden in allerlei typen. De vegetaties groeien zowel op vaste, harde, als op
zachte veen- en kleibodems. Belangrijkste voorwaarde is dat de bodems permanent
nat zijn of plasdras staan. In laagveen moerasgebieden betreft het vaak een
tamelijk soortenarme lintvormige vegetatie van moeraszegge, vooral langs
rietlandpercelen of randzones van moerasbosjes. Verder treffen we deze
vegetaties langs meren, plassen, vaarten, kanalen en sloten onder mesotrofe tot
eutrofe kalkhoudende omstandigheden. In gebieden met kleibodems treedt
Oeverzegge veel vaker op dan in veengebieden. Ook in kleigebieden zijn deze
vegetaties veelal relatief soortenarm, maar het kan ook gevarieerde vegetaties
betreffen.
Oever en verlandingsvegetaties van rivieren
Een groot verschil
met de hiervoor genoemde leefgebieden is dat het in deze gebieden van oorsprong
om natuurlijke biotopen gaat en dat ze overwegend op kleibodems te vinden zijn.
Het gaat dan ook om oude tot zeer oude rivierarmen en riviertjes. Enkele
voorbeelden zijn De Rotte bij Rotterdam en De Lende en De Tjonger in Friesland.
De belangrijkste voorwaarde voor het voorkomen van de Zeggekorfslak in deze
gebieden is dat ze sinds lange tijd zeer extensief beheerd worden. In het
stroomgebied van onze grote rivieren, inclusief het zoetwatergetijdengebied,
zijn vooralsnog geen populaties vastgesteld. Schijnbaar bieden deze gebieden,
alwaar in de wintermaanden waterstanden geregeld langdurig hoog kunnen zijn,
onvoldoende goede leefmogelijkheden voor de soort.
Bedreigingen
De Zeggekorfslak blijkt in Nederland algemener
dan vroeger gedacht. Dit neemt niet weg dat op basis van huidige kennis mag
worden aangenomen, dat de soort vroeger algemener moet zijn geweest dan
tegenwoordig. De ergste bedreiging voor de Zeggekorfslak, het dempen van
moeras, is voor een belangrijk deel afgenomen, maar er zijn ook nu nog tal van
factoren die de soort en de biotoop in Nederland bedreigen. De belangrijkste
worden behandeld in de navolgende paragrafen.
Maaien
De Zeggekorfslak wordt niet gevonden in
gebieden die jaarlijks worden gemaaid. In geschikte biotopen die al vele jaren
of decennia onbeheerd zijn gelaten, kunnen grote populaties van de
Zeggekorfslak voorkomen. In veel situaties is ‘geen beheer’ juist gunstig voor
de Zeggekorfslak.
Klepelen
Klepelen is het mechanisch
stuk slaan van vegetatie met behulp van metalen klepels of kettingen die aan
snel roterende cylinders bevestigd zijn. Behalve de planten worden ook vele
diersoorten die in de vegetaties leven kapot geslagen, waaronder ook de
Zeggekorfslak. In vegetaties waar deze ingrijpende beheermethode jaarlijks
wordt toegepast, verdwijnt de soort. In de Oostoever van de Alblas
bijvoorbeeld, is de Zeggekorfslak alleen gevonden in struweel van Grauwe wilg
met Moeraszegge op plaatsen waar de ondergroei niet geklepeld wordt.
Afbranden
Het afbranden van
vegetatie is een zeer nadelige beheersvorm.Hierbij worden alle op de vegetatie
levende organismen, inclusief de Zeggekorfslak door de extreme hitte gedood. Op
locaties die zijn afgebrand wordt de soort niet meer teruggevonden.
Grondwateronttrekking
In gebieden waar de Zeggekorfslak afhankelijk
is van kwel, wordt de soort sterk bedreigd door grondwateronttrekking. Zo is op
de Gooise Stuwwal en bij Loosdrecht de intensiteit van de (kalkrijke) kwel
afgenomen. In de veenpolders van de Vechtstreek beperkt het leefgebied van de
Zeggekorfslak zich hoofdzakelijk tot broekbossen met een hoge kwel-intensiteit.
Dankzij deze kwel kunnen in deze veenpolders kalkhoudende, mesotrofe, permanent
natte milieus ontstaan die de soort nodig heeft om te kunnen leven. Door de
afnemende kwel-invloeden is het voortbestaan van de populaties daar onzeker.
In Limburg, waar de Zeggekorfslak alleen
voorkomt in kwelrijke bronbossen, wordt de soort eveneens bedreigd door
grondwaterontrekking (mede door de bruinkoolwinning).
Dumping maaisel
Op veel plaatsen in natuurgebieden van de
Vechtstreek, maar ook elders in Nederlandse natuurgebieden, wordt maaisel van
riet en schraalgraslanden in de broekbossen gereden. Per dumping gaat het
vrijwel steeds om een beperkt oppervlak, maar wanneer deze dumpingen op langere
termijn, jaar na jaar worden voortgezet, wordt uiteindelijke een groot
oppervlak moerasbos ongeschikt voor de Zeggekorfslak.
Intensieve
begrazing
Bij intensieve begrazing is de begrazingsdruk
dermate hoog, dat de vegetatie reeds
geconsumeerd is voordat het vee uitgeschaard wordt. In dergelijke
begrazingsgebieden kan de Zeggekorfslak niet (over)leven.
Graven
van petgaten
In een aantal natuurgebieden, bijvoorbeeld in
de Vechtstreek werden moerasbossen verwijderd en nieuwe petgaten gegraven om
nieuwe verlandings-stadia mogelijk te maken. In sommige gevallen zijn hierdoor
eerder ontdekte populaties van Zeggekorfslakken vernietigd.
Vergraven
van polders
In meerdere poldergebieden
vinden herinrichtingen plaats om natuurontwikkelings-processen betere kansen te
geven. Soms worden daarvoor polders vergraven waarin reeds respectabele
natuurwaarden aanwezig waren, zoals in de Biesbroggepolder in de Lendevallei.
In de oude rivierarm die door deze polder loopt leefde voor de inrichting
belangrijke populaties Zeggekorfslak in Pluim- en Moeraszeggevegetaties. Zowel
de zeggenvegetaties als de Zeggekorfslakken zijn door de vegravingen geheel
verdwenen (zie figuur 14).
Opengraven
van verlandde sloten
Om verlandings-
en natuurontwikkelingsprocessen nieuwe kansen te geven, worden geregeld op
kleine, maar soms ook op grote schaal verlandde sloten opengegraven.
Voor het
natuurgebied de Olde Maten zullen binnenkort dergelijke verlandde sloten met
een gezamenlijk lengte van 50 kilometer worden opengegraven. Hoewel tijdig door
Stichting ANEMOON is geadviseerd de
belangrijkste populaties vóór de werkzaamheden in kaart te brengen, met als
doel deze tijdens de werkzaamheden te sparen, is daaraan tot op heden geen
gehoor gegeven. Overwogen is wel om plaatselijk zeggevegetaties te sparen, maar
het is nog niet duidelijk of dit doorgaat en zo ja in welke omvang. In het
zuidelijke deel van de Olde Maten zijn in de periode 2007-2008 de verlandde
sloten reeds opengegraven.
Herinrichten
oevers
Geregeld vinden langs oevers van allerlei
soorten wateren herinrichtingen plaats al dan niet in het kader van
natuurontwikkeling. Van het Zwarte water en de Overijsselse Vecht is bekend
geworden dat daar in zeer recentelijk ontdekte leefgebieden van de
Zeggekorfslak werkzaamheden inmiddels hebben plaatsgevonden op diverse
trajecten, waardoor populaties van de soort vorloren zijn gegaan.
Infrastructuele
maatregelen
Ook de realisatie
en aanpassingen van infrastructurele werken in of nabij leefgebied van de
Zeggekorfslak vormen soms een bedreiging, zoals bijvoorbeeld het verbreden van
de N201 bij Vreeland in het natuurgebiedje de Kleizuwe bij Vreeland in het
Vechtpassengebied.
Bescherming en verantwoordelijkheid
De Zeggekorfslak komt in Nederland relatief
veel voor ten opzichte van de andere Europese landen. Vooral in het
Vechtplassengebied en het Nationaal park de Wieden en Weerribben zijn er grote
aaneengesloten gebieden die waarschijnlijk hun weerga in Europa niet kennen.
Nederland draagt daardoor ook een belangrijke verantwoordelijkheid voor de
Europese populatie.