|
|
Kleine tritonia
Tritonia plebeia
Johnston, 1828
Zeeland, Zeelandbrug, 04-07-2018 (bron: Stefan Verheyen)
Zoekbeeld
Zeenaaktslak. Tot 30 mm. Vuilwit, soms met donkerdere vlekken. Kleine onopvallende soort met 6-8 gepaarde vingervormige uitsteeksels op een
lob aan de
kop. Rhinoforen fijn vertakt, met een
gladde, witte top, ze zijn intrekbaar in een
gladde schede. Kieuwen als tweevoudig
vertakte pluimpjes in tegenovergestelde paren opzij van de
rug. Rug met ronde tuberkels. Eisnoeren als witte dunne linksgedraaide spiraal
van meerdere gekrulde windingen op Dodemansduim. Noordzee
(wrakken), Ooster- en Westerschelde, Grevelingenmeer. Schaars.
Te verwarren met
Deze soort is te verwarren met juveniele exemplaren van de Grote tritonia. Deze zijn echter veel platter en breder van vorm.
Kenmerken
Afmetingen: Lengte tot 30 mm, meestal 20 mm.
Kleur: Vuilwit, crème tot gelig, met soms donkerbruine vlekken. De recent gevonden exemplaren in de Zeeuwse Delta waren allen ongevlekt. Donkerder gekleurde exemplaren worden voornamelijk gevonden op de oranjegeel gekleurde vorm van A. digitatum.
Vorm: Een kleine, vrij slanke, onopvallende soort. De lob aan de
kop heeft 6-8 gepaarde vingervormige uitsteeksels. De rhinoforen hebben
op de top een krans van fijn vertakte aanhangsels, met daarboven een
gladde, witgekleurde top. De rhinoforen zijn intrekbaar binnen een
gladde schede zonder vertakkingen. De kieuwen bestaan uit tweevoudig
vertakte pluimpjes, die in tegenovergestelde laterale paren op een
lengteplooi op de zijkant van de rug staan. Verspreid over de rug staan
afgeronde tuberkels.
Eieren: Waarnemingen van eisnoeren zijn uit de Nederlandse wateren bekend tussen maart en augustus. Ze vormen een witte, kleine en dunne, maar dicht met eieren bezette, linksgedraaide spiraal. Deze bestaat uit verschillende windingen die min of meer symmetrisch en parallel gekruld zijn. De eisnoeren worden onder andere afgezet op of in de directe nabijheid van het voedsel. De rhinoforen zijn intrekbaar in een schede, zoals bij alle Tritonia-soorten.
Habitat en ecologie
In de Oosterschelde en het Grevelingenmeer aangetroffen tot diepten van ruim 20 m. De soort komt gedurende het hele jaar voor, maar wordt pas op het voedsel gevonden wanneer dit een afmeting bereikt van ten minste 5 cm. Het voedsel bestaat uit het zachte koraal Dodemansduim
Alcyonium digitatum.
Areaal en verspreiding
Van de centrale westkust van Noorwegen tot het westen van de Middellandse Zee. De eerste Nederlandse waarnemingen komen uit de Noordzee. Gedurende het hele jaar waargenomen in de westelijke Ooster- en Westerschelde en op meerdere wrakken in de Noordzee (o.a. Doggersbank). Meermalen zijn kleine aantallen eisnoeren en individuen aangetroffen op instabiele populaties Dodemansduim in het zuidwestelijke Grevelingenmeer.
Seizoenspatronen
Literatuur
Bruyne, R.H. de, S.J. van
Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het
Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren
(Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
Auteurs
Floor Driessen (mei 2013)
[B. Oonk, jan 2013; IvL feb. 2014]
Commentaar
Grafieken