Dodemansduim
Alcyonium digitatum

|
Dodemansduim
Alcyonium digitatum
Zacht koraal. Mariene soort. Korstvormende kolonies ca 5-10 mm,
grotere kolonies in de kustzone tot ca 10
cm, in de
Noordzee tot 20 cm. Poliepjes 6-8 mm en wit. Kolonie vaak met witte
stam, maar ook geel of oranje. Als kolonies ouder worden ontstaan bulten
die uitgroeien tot duimdikke,
vingerachtige uitstulpingen. Vorm en kleur doen denken aan een hand
met vingers. Alleen plaatselijk voorkomend in de Oosterschelde, Grevelingen
en Noordzee.
Item 1 of 0
| Dodemansduim | Alcyonium digitatum | | Zacht koraal. Mariene soort. Korstvormende kolonies ca 5-10 mm,
grotere kolonies in de kustzone tot ca 10
cm, in de
Noordzee tot 20 cm. Poliepjes 6-8 mm en wit. Kolonie vaak met witte
stam, maar ook geel of oranje. Als kolonies ouder worden ontstaan bulten
die uitgroeien tot duimdikke,
vingerachtige uitstulpingen. Vorm en kleur doen denken aan een hand
met vingers. Alleen plaatselijk voorkomend in de Oosterschelde, Grevelingen
en Noordzee. | Afmetingen: Jonge korstvormende kolonies hebben een diameter van 5-10 mm. In de
Oosterschelde groeien kolonies meestal niet verder uit dan tot circa 10
cm hoog. De dikte van de 'vingers' ligt tussen de 1 en 3 cm. In de
Noordzee worden kolonies groter, tot ruim 20 cm. De poliepjes zijn niet groter dan 6-8 mm.
Kleur: Het meest voorkomend is een witte stam, maar in de Oosterschelde komen
ook gele en oranje stammen voor. De poliepen zijn altijd doorschijnend
wit.
Vorm: De Dodemansduim vormt kolonies van heel kleine, met elkaar vergroeide poliepen. Bij vergroting is te zien dat ieder poliepje acht geveerde tentakels heeft. Jonge kolonies
zijn min of meer korstvormig, maar naarmate ze ouder worden ontstaan er
één of meer bulten. Zo'n bult kan uitgroeien tot duimdikke,
vingerachtige uitstulpingen (lobben). Nog grotere kolonies kunnen zelfs
vertakken. Bij de geringste verstoring worden de individuele poliepjes
naar binnen getrokken en heeft de Dodemansduim een sponsachtig
uiterlijk. Waar de poliepjes zaten, zijn dan putjes te
zien. Het duurt lang voordat ze weer worden uitgezet. Door de vorm en de
vale kleur, doen kolonies met ingetrokken poliepjes denken aan een hand met vingers (van een dode zeeman).
Overig: Dodemansduim (ook wel Doômansduim) behoort tot de zachte koralen of Lederkoralen. | | Oostelijke Atlantische Oceaan, van IJsland en Noorwegen tot Portugal. De soort komt plaatselijk voor in
de Noordzee, onder meer op wrakken en op enige afstand van onze kust (Klaverbank). Uit de kustwatern het meest bekend uit het westelijk deel van de Oosterschelde
(Schouwen, Noord Beveland), uit het mondingsgebied van de Oosterschelde en recentelijk ook weer uit het Grevelingenmeer, vanwaar de soort aanvankelijk vrijwel verdwenen was.
- Verspreiding dodemansduim uit waarneming.nl: 1990 t/m 2017. | Dodemansduim groeit altijd beneden de laagwaterlijn, tot een diepte van ca 100 m. Ze zitten met name op stenen of ander hard substraat, vooral op plaatsen met veel stroming. Soms echter ook op kleibodems of zelfs op bewegende substraten, zoals horens van de Noordhoren en Wulk of door Heremietkreeften bewoonde slakkenhuizen. De poliepjes filteren met de tentakels plankton uit het water. De soort kan zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijke voortplanten. Kolonies ontstaan door ongeslachtelijke voortplanting. Onderling kunnen kolonies elkaar bevruchten.
Zachte koralen lijken vrij zacht en poreus, maar hebben een skelet dat uit kalknaalden bestaat. Dodemansduim produceert stoffen die vanwege de afschrikwekkende smaak predatoren afweren en/of giftig zijn.
Brokkelsterren worden beschouwd als voedselconcurenten voor
Dodemansduim. Wanneer na een strenge winter de meeste slangsterren zijn
afgestorven, zien we vaak een toename van Dodemansduimen. | | 125333 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Golfbrekeranemoon
Diadumene cincta

|
Golfbrekeranemoon
Diadumene cincta
Zeeanemoon. Marien. Kleine, veelal oranje soort, met tamelijk korte, dunne tentakels. Tot 6 cm hoog, maar meestal veel kleiner. De dieren hebben een gladde slanke zuil die als de dieren volledig uitstaan veel hoger is dan breed. Leeft op hard substraat, maar ook op grootbladige wieren. Van de laagwaterlijn tot diepten van
ca. 40 meter. Zeeland, Wadden, plaatselijk langs de Hollandse kust.
Item 1 of 0
| Golfbrekeranemoon | Diadumene cincta | | Zeeanemoon. Marien. Kleine, veelal oranje soort, met tamelijk korte, dunne tentakels. Tot 6 cm hoog, maar meestal veel kleiner. De dieren hebben een gladde slanke zuil die als de dieren volledig uitstaan veel hoger is dan breed. Leeft op hard substraat, maar ook op grootbladige wieren. Van de laagwaterlijn tot diepten van
ca. 40 meter. Zeeland, Wadden, plaatselijk langs de Hollandse kust. | Afmetingen: Maximaal 5-6 cm hoog, maar doorgaans veel kleiner. De zuil is in
uitgestrekte toestand minder dan 1 cm. in doorsnede. De tentakels zijn
1-2 cm lang.
Kleur: Meestal oranje, soms oranjebruin, soms groenig. Vaak feller gekleurd dan Zeeanjelieren. Vooral in de winter worden soms ook 'verbleekte' en soms zelfs min of meer doorschijnende exemplaren waargenomen, wat de kans op verwarring met Zeeanjelieren vergroot. De koosnaam 'Baksteenanemoon' verwijst naar de mooie oranje- tot
roodbruine (baksteen-) kleur.
Vorm: De zuil van de Golfbrekeranemoon is slank, vaak
wormvormig. De
tentakels zijn vrij dik en
in een cirkelvormige krans geplaatst. De mondschijf
van de Golfbrekeranemoon is nooit geplooid. De voet is rond. Soms worden exemplaren waargenomen met één
of meer vechttentakels.
| | Algemeen in de province Zeeland, in de Waddenzee meer plaatselijk. Leeft ook hier en daar langs de
Noordzeekust van Noord- en Zuid-Holland. | De Golfbrekeranemoon leeft voornamelijk op hard substraat als stenen, palen, schelpen, hout van wrakken etc., maar ook op grootbladige wieren zoals Zeesla. De dieren komen voor van de laagwaterlijn tot diepten van ca. 40 meter. | | 100872 | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP |
Groene golfbrekeranemoon
Diadumene lineata

|
Groene golfbrekeranemoon
Diadumene lineata
Zeeanemoon. Marien. Exoot / ingevoerde soort. Tot 1,5 cm hoog. Meestal vuilgroen, soms met specifieke verticale oranje
streepjes op de zuil. De zuil is glad en slechts weinig hoger dan breed, zodat een wat gedrongen beeld ontstaat. Bij
beroering of stroming is de zuil nog korter. Leeft op hard substraat, meer verborgen dan de (gewone) Golfbrekeranemoon. Locaal in de Oosterschelde.
Item 1 of 0
| Groene golfbrekeranemoon | Diadumene lineata | | Zeeanemoon. Marien. Exoot / ingevoerde soort. Tot 1,5 cm hoog. Meestal vuilgroen, soms met specifieke verticale oranje
streepjes op de zuil. De zuil is glad en slechts weinig hoger dan breed, zodat een wat gedrongen beeld ontstaat. Bij
beroering of stroming is de zuil nog korter. Leeft op hard substraat, meer verborgen dan de (gewone) Golfbrekeranemoon. Locaal in de Oosterschelde. | Afmetingen: Gewoonlijk niet hoger dan 1.5 cm. De mondschijf bereikt
een diameter tot circa 1 cm. De diameter van tentakelkrans kan tot 2 cm
worden, dus breder dan het dier hoog is.
Kleur: Vaak éénkleurig groen of licht groenbruin. Er komen ook lichte, bijna
witte exemplaren voor. Soms zijn op de mondschijf rode stippen te zien.
Bij sommige populaties is de zuil voorzien 8-20 oranje verticale
strepen. Deze zijn vooral te zien bij ingetrokken tentakels (even
aanraken). Bij de Gewone golfbrekeranemoon ontbreken zulke stippen en
strepen.
Vorm: De Groene golfbrekeranemoon heeft een gladde zuil, die als de
anemoon volledig uitstaat, slechts weinig hoger is dan breed. De tentakels zijn vrij lang t.o.v. de lengte van de zuil.
Zoektip: Kijk vooral onder en tussen natuurstenen. | | Locaal in de Oosterschelde. | De soort leeft vooral hoog boven de laagwaterlijn in getijdepoelen, bij
voorkeur in spleten, waardoor vaak alleen de tentakels zichtbaar zijn.
Daardoor wordt de soort door duikers weinig waargenomen. De dieren staan
meestal in grote aantallen bij elkaar. Als substraat wordt meestal
natuursteen 'gekozen', geen beton of asfalt. De dieren hebben een
voorkeur voor spleten en richels, in tegenstelling tot de (gewone) Golfbrekeranemoon die meestal óp het substraat staat.
| | 395099 | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP |
Juweelanemoon
Corynactis viridis

|
Juweelanemoon
Corynactis viridis
De juweelanemoon is geen echte zee-anemoon maar behoort tot de Corallimorpharia. Kolonievormende soort die grotere oppervlakken kan bedekken. Diverse kleurvariaties, variërend van heldere roze, paarse en rode tinten tot groen, oranje en wit. De tentakels hebben aan de uiteinden kleine bolletjes die vaak een meer opvallende, vaak contrasterende kleur hebben. De mondschijf is vaak van een meer gedempte kleur.
Item 1 of 0
| Juweelanemoon | Corynactis viridis | | De juweelanemoon is geen echte zee-anemoon maar behoort tot de Corallimorpharia. Kolonievormende soort die grotere oppervlakken kan bedekken. Diverse kleurvariaties, variërend van heldere roze, paarse en rode tinten tot groen, oranje en wit. De tentakels hebben aan de uiteinden kleine bolletjes die vaak een meer opvallende, vaak contrasterende kleur hebben. De mondschijf is vaak van een meer gedempte kleur.
| Afmetingen: relatief kleine anemoon, met een diameter van ongeveer 1 tot 2 cm.
Kleur: Variabel. Diverse opvallende kleurvariaties, variërend van heldere roze, paarse en rode tinten tot groen, oranje en wit. Deze kleuring wordt vaak beïnvloed door de specifieke omgevingsomstandigheden van de habitat, zoals lichtniveaus en de aanwezigheid van symbiotische algen. De tentakels kunnen helder roze, paars, rood, groen, oranje of wit zijn, vaak met contrasterende kleuren aan de uiteinden. De mondschijf is vaak van een lichtere of meer gedempte kleur.
Vorm: Individuen hebben tussen de 100 en 200 korte, cilindrische tentakels. Deze tentakels zijn meestal doorschijnend en hebben aan hun uiteinden kleine bolletjes die vaak een meer opvallende kleur hebben. De tentakels zijn verdeeld in concentrische rijen rondom de centrale mondschijf. De dichte kolonies kunnen grote delen van het bodemoppervlak (hard substraat) bedekken.
| | De verspreiding ligt in de noordoostelijke Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. De noordgrens van ligt langs de zuidkust van Noorwegen. Naar het zuiden toe neemt het verspreidingsgebied af nabij de Straat van Gibraltar, met zeldzame waarnemingen in de Middellandse Zee en in de wateren voor de kust van Noord-Afrika, hoewel deze minder frequent zijn en over het algemeen worden beschouwd als de rand van zijn verspreidingsgebied. Vrij algemeen langs de kusten van de Britse Eilanden, met name langs de zuid- en zuidwestkust (bijv. Cornwall en Devon), de westkust van Schotland en langs de kust van Wales en Ierland. Ook veel voorkomend rond de Kanaaleilanden. Uit ons Noordzeegebied bekend van het wrak de Anna Graebe op de Bruine Bank, voor het eerst aangetroffen in 2013. Verder vooral op drijvende voorwerpen aangespoeld langs onze kust aangetroffen.
| Corynactis viridis komt voor op rotsachtige substraten, vaak in scheuren, onder overhangende rotsen of op steile rotswanden. Vaak op plaatsen met sterke stroming, die voedsel in de vorm van plankton aanvoeren. Bekend vanaf de getijdenzone tot ongeveer 100 meter diepte. Meestal waargenomen tussen 5 en 40 meter. De exemplaren voeden zich voornamelijk met plankton en kleine zwevende voedseldeeltjes die met behulp van de tentakels worden gevangen en naar de mond gebracht. Net als andere anemonen heeft C. viridis een eenvoudige levenscyclus. De soort plant zich aseksueel voort door knopvorming, waarbij nieuwe individuen ontstaan uit de basis van bestaande poliepen. De individuen in een kolonie zijn dan klonen van elkaar en genetisch identiek. Seksuele voortplanting kan echter ook plaatsvinden, waarbij geslachtscellen in het water worden vrijgegeven.
| | 101016 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Rode paardenanemoon
Actinia equina

|
Rode paardenanemoon
Actinia equina
Zeeanemoon. Een vrij lage, brede soort, met een doorsnede tot 4 cm. De gladde zuil en tentakels zijn meestal
rood, soms groen of
bruin. Aan de buitenrand van de tentakelkrans blauwe knobbels. Vrijwel uitsluitend hoog in
de getijdezone, daarom door duikers weinig gezien. Ingetrokken, bij laag
water, zijn het stevige rode
bolletjes (tomaatjes).
Item 1 of 0
| Rode paardenanemoon | Actinia equina | | Zeeanemoon. Een vrij lage, brede soort, met een doorsnede tot 4 cm. De gladde zuil en tentakels zijn meestal
rood, soms groen of
bruin. Aan de buitenrand van de tentakelkrans blauwe knobbels. Vrijwel uitsluitend hoog in
de getijdezone, daarom door duikers weinig gezien. Ingetrokken, bij laag
water, zijn het stevige rode
bolletjes (tomaatjes). | Afmetingen: De zuil van grote exemplaren kan een hoogte en doorsnede bereiken tot
circa 4 cm, de tentakels hebben dan een lengte van 2 à 3 cm.
Kleur: Zowel de zuil als de tentakels van de Rode paardeanemoon zijn meestal
rood. Aan de buitenrand van de tentakelkrans bevinden zich kenmerkende
licht- tot fel donkerblauwe knobbels (acrorhagi), die als de tentakels uitstaan niet gemakkelijk te
zien zijn. De zuil is eenkleurig, meestal roodbruin, maar ook vaak groen, soms
bruin. De tentakels hebben dezelfde kleur als de zuil. Bij een groene
zuil zijn ze meestal roodbruin.
Vorm: Brede, laag blijvende soort. De zuil is glad. Ingetrokken vormt de soort stevige rode
bolletjes (tomaatjes) onder of tussen stenen.
Zoektip: Zoek op plaatsen met veel stroming, onder en tussen stenen. | | | De dieren leven vrijwel uitsluitend hoog in
de getijdezone, en worden daarom door duikers weinig gezien. Uitsluitend op hard substraat, voornamelijk onder grote stenen of in
spleten. Op plaatsen met veel stroming, maar
weinig zandtransport. | | 100803 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Sierlijke slibanemoon
Sagartia elegans

|
Sierlijke slibanemoon
Sagartia elegans
Zeeanemoon. Doorsnede tot 2,5 cm, h. 6 cm. Meerdere
kleurvariëteiten. Var. nivea: tentakels en mondschijf wit, mondschijf ongetekend. Var. venusta: tentakels wit. mondschijf
helder oranje, ongetekend. Var. miniata: (algemeenste in Nederland): donker kleurpatroon op mondschijf en tentakels als bij
de Gewone slibanemoon. Bij lichte aanraking komen witte neteldraden uit de zuilwand. De voet staat vrijwel nooit in het slib. Bijeenstaande dieren zien er vaak hetzelfde uit.
Item 1 of 0
| Sierlijke slibanemoon | Sagartia elegans | | Zeeanemoon. Doorsnede tot 2,5 cm, h. 6 cm. Meerdere
kleurvariëteiten. Var. nivea: tentakels en mondschijf wit, mondschijf ongetekend. Var. venusta: tentakels wit. mondschijf
helder oranje, ongetekend. Var. miniata: (algemeenste in Nederland): donker kleurpatroon op mondschijf en tentakels als bij
de Gewone slibanemoon. Bij lichte aanraking komen witte neteldraden uit de zuilwand. De voet staat vrijwel nooit in het slib. Bijeenstaande dieren zien er vaak hetzelfde uit. | Afmetingen: Mondschijf tot circa 2,5 cm doorsnede. Zuil tot circa 6 cm lang.
Kleur: In tegenstelling tot de Gewone slibanemoon zijn bepaalde
kleurvariëteiten te onderscheiden. In Nederland is de variëteit miniata
het minst zeldzaam. Het donkere kleurpatroon aan de basis van de
tentakels en op de mondschijf lijkt echter sterk op het patroon van de
Gewone slibanemoon. De kleuren van tentakels en mondschijf zijn eveneens
zeer variabel. Bij variëteit nivea zijn zowel tentakels als mondschijf
geheel wit en is er geen patroon op de mondschijf aanwezig. Bij de
variëteit venusta zijn de tentakels wit en is de mondschijf opvallend
helder oranje, terwijl er eveneens geen patroon op de mondschijf
aanwezig is.
Overig: Aan de zuil kleven vrijwel nooit zandkorrels of stukjes schelp. | | De soort is veel minder algemeen dan de slibanemoon. De dieren
zijn waargenomen in de mond van de Oosterschelde (Neeltje Jans), maar
ook bij Den Helder, Texel, Terschelling, Zoutelande, Vlissingen, en
Westkapelle. In de Noordzee vooral op wrakken wat verder uit de kust. | De Sierlijke slibanemoon leeft vooral beneden de laagwaterlijn op stenen
en ander hard substraat van zeeweringen, met name nabij zeegaten. | | 100991 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Slibanemoon
Sagartia troglodytes

|
Slibanemoon
Sagartia troglodytes
Zeeanemoon. Mondschijf in diameter tot 3-4 cm. Tentakels tot ca. 1 cm. Zuil in de bodem tot 10 cm. Gewoonlijk zijn alleen de vaak horizontaal naar buiten gerichte tentakels en mondschijf te zien. De zuil in de bodem verstopt. Variabel in kleuren en patronen. Soms egaal, soms hebben de tentakels een andere kleur dan de mond. Van bijna zwart tot wit, of oranje met bruintinten, fel paars of rose. Vaak in cirkels gerangschikte kleuren op de tentakels en mond-schijf.
Item 1 of 0
| Slibanemoon | Sagartia troglodytes | | Zeeanemoon. Mondschijf in diameter tot 3-4 cm. Tentakels tot ca. 1 cm. Zuil in de bodem tot 10 cm. Gewoonlijk zijn alleen de vaak horizontaal naar buiten gerichte tentakels en mondschijf te zien. De zuil in de bodem verstopt. Variabel in kleuren en patronen. Soms egaal, soms hebben de tentakels een andere kleur dan de mond. Van bijna zwart tot wit, of oranje met bruintinten, fel paars of rose. Vaak in cirkels gerangschikte kleuren op de tentakels en mond-schijf.
| Afmetingen: De mondschijf kan een diameter bereiken van circa 4 cm, doorgaans circa 3 cm. De maximum lengte van de tentakels is circa 1 cm. De zich in de bodem bevindende zuil kan meer dan 10 cm lang zijn.
Kleur: De soort vertoont een buitengewoon grote variatie aan kleuren en kleurpatronen. Soms zijn ze éénkleurig, soms hebben de tentakels een geheel andere kleur dan de mond. De kleuren variëren van bijna zwart tot wit. Veel voorkomend zijn oranje en bruintinten, maar ook fel paars of rose komt voor. Vaak tekenen de verschillende kleuren zich op de tentakels en mond-schijf af als cirkels. Dieren die bij elkaar staan verschillen in kleur en patroon
Vorm: Van de Gewone slibanemoon zijn meestal alleen de tentakels en mondschijf te zien. De meeste tentakels staan schuin of bijna horizontaal naar buiten gericht, waardoor de mondopening goed te zien is. De zuil bevindt zich in de zachte bodem en is daardoor vrijwel aan het oog onttrokken. De dieren zitten altijd vastgehecht aan een (stukje) schelp of steen, al is dit vaak bedekt met zand of slib.
Overig: Aan de zuil, vooral de bovenkant, kleven vaak zandkorreltjes of stukjes schelp en ongeslachtelijke voortplanting door overlangse deling, zoals bij de Sierlijke slibanemoon, komt niet voor. De zeszijdige symmetrie raakt dus nooit verstoord.
Bij forse aanraking verdwijnt het hele dier in de bodem.
| | | In zand of slib in spleten tussen stenen, of op (slibrijke) grotere zandvlakten. Van iets boven de laagwaterlijn tot op grotere diepte. Ook onder stenen, met de mondschijf 'hangend' naar beneden.
| | 100994 | Nederland | Zoutwater | MOO, LIMP |
Viltkokeranemoon
Cerianthus lloydii

|
Viltkokeranemoon
Cerianthus lloydii
Zeeanemoon. Twee van elkaar verschillende soorten tentakels. Buitenste tentakelkrans in doorsnede 2-3, tot 6 cm. Binnenste rond de mond gelegen tentakels tot 1 cm. Zuil 20, soms 40 cm, in doorsnede 1 cm. De soort leeft in een koker van aaneengekit zand/slib in de bodem en is zo aan het oog onttrokken. Tentakelkleur variabel: paars, bruin, oranje of wit. Soms donker gekleurde buitenste en lichtere mondtentakels of anders gekleurde ringen.
Item 1 of 0
| Viltkokeranemoon | Cerianthus lloydii | | Zeeanemoon. Twee van elkaar verschillende soorten tentakels. Buitenste tentakelkrans in doorsnede 2-3, tot 6 cm. Binnenste rond de mond gelegen tentakels tot 1 cm. Zuil 20, soms 40 cm, in doorsnede 1 cm. De soort leeft in een koker van aaneengekit zand/slib in de bodem en is zo aan het oog onttrokken. Tentakelkleur variabel: paars, bruin, oranje of wit. Soms donker gekleurde buitenste en lichtere mondtentakels of anders gekleurde ringen.
| Afmetingen: De doorsnede van de buitenste tentakelkrans ligt meestal tussen de 2 en 3 cm, maximaal tot circa 6 cm. De binnenste tentakels lijken niet langer dan enkele millimeters, maar kunnen tot circa 1 cm lang zijn. De voor duikers onzichtbare zuil kan een lengte bereiken tot 20, soms 40 cm en een doorsnede tot 1 cm.
Kleur: De kleur van de tentakels is zeer variabel. Vaak eenkleurig paars, bruin, oranje of wit. Soms ook met donker gekleurde buitententakels en licht gekleurde mondtentakels. Soms exemplaren met tentakels die anders gekleurde ringen vertonen. Bij elkaar staande dieren vertonen qua kleur geen overeenkomst.
Vorm: Vlak rond de mond staan zeer korte tentakels, waardoor de mondopening zelf vrijwel nooit te zien is. Meer aan de buitenkant bevindt zich een krans van lange dunne -vaak mooi gestrekte- tentakels. De tentakels in deze krans die zich het meest aan de buitenkant bevinden, zijn vaak horizontaal vlak boven de bodem uitgespreid. De iets meer naar binnen gelegen tentakels wijzen schuin naar boven. De soort leeft in een zelfgemaakte lange koker van aaneengekit zand en/of slib. De koker bevindt zich vrijwel geheel in de zachte bodem en is daardoor meestal geheel aan het oog onttrokken.
Overig: Bij de geringste aanraking trekken de dieren zich snel in de koker terug, schoksgewijs, meestal in twee stapjes.
| | | De Viltkokeranemoon leeft in zachte (zand- of slib) bodems, nooit vastgehecht op stenen of ander hard substraat. De soort komt voor vanaf de laagwaterlijn tot op grote diepten en heeft voorkeur voor plaatsen met enige stroming, al worden plaatsen waar de bodem door sterke stroming veel in beweging is, gemeden.
| | 283798
| Nederland | Zoutwater | MOO |
Wasroos
Anemonia viridis

|
Wasroos
Anemonia viridis
De Wasroos is één van de bekendste Europese zee-anemonen. In de Nederlandse kustwateren is de soort echter zeldzaam: er zijn slechts enkele keren individuen waargenomen. Een soort om speciaal op te (blijven) letten dus! Kenmerkend voor deze relatief grote soort zijn de lange en dikke, vaak lichtgroene tentakels met paars/roze toppen. De zuil zit vaak tussen stenen verstopt. Wanneer meerdere exemplaren bij elkaar staan, lijkt het alsof over een groot oppervlak tentakels uit de rotsen naar voren komen. Kenmerkend is het feit dat de tentakels bij het droogvallen niet of nauwelijks worden ingetrokken, dit gebeurt hoogstens bij zeer sterke verstoring.
Item 1 of 0
| Wasroos | Anemonia viridis | | De Wasroos is één van de bekendste Europese zee-anemonen. In de Nederlandse kustwateren is de soort echter zeldzaam: er zijn slechts enkele keren individuen waargenomen. Een soort om speciaal op te (blijven) letten dus! Kenmerkend voor deze relatief grote soort zijn de lange en dikke, vaak lichtgroene tentakels met paars/roze toppen. De zuil zit vaak tussen stenen verstopt. Wanneer meerdere exemplaren bij elkaar staan, lijkt het alsof over een groot oppervlak tentakels uit de rotsen naar voren komen. Kenmerkend is het feit dat de tentakels bij het droogvallen niet of nauwelijks worden ingetrokken, dit gebeurt hoogstens bij zeer sterke verstoring.
| Afmetingen: Gemiddeld 8 centimeter. In het buitenland zijn doorsneden van de mondschijf waargenomen tot 30 cm. De zuil kan tot 10 cm hoog worden. De tentakels van grote exemplaren bereiken een lengte tot 15 cm en een dikte tot 4 mm.
Kleur: De zuil is groen, bruin of grijs. De mondschijf heeft vaak dezelfde kleur, met vaak een lijntekening. Deze lijnen zijn meestal lichter dan de mondschijf en lopen straalsgewijs vanaf de mond in de richting van de rand van de schijf. De dieren zijn vaak niet egaal gekleurd, er kan sprake zijn van grote asymmetrische vlekken. Er zijn knobbels (acrorhagi aanwezig aan de rand van de mondschijf, al vallen deze nauwelijks op doordat ze dezelfde kleur hebben als de zuil. De zuil zit vaak tussen stenen verstopt. Opvallend zijn de lange dikke, vaak lichtgroene tentakels, met vaak paars/roze toppen. Wanneer er meerdere exemplaren bij elkaar staan, lijkt het alsof over een groot oppervlak tentakels uit de rotsen naar voren komen. Per exemplaar kunnen daarvan wel tweehonderd voorkomen.
Overig: Kenmerkend is het feit dat de tentakels niet of nauwelijks worden ingetrokken als de dieren droogvallen. Intrekken gebeurt alleen deels, bij zeer sterke verstoring.
| | Het oorspronkelijke verspreidingsgebied loopt vanaf Groot-Brittannië zuidwaarts tot in het Middellandse Zeegebied. In Nederland zijn slechts enkele waarnemingen bekend uit Zeeland. Ates (1997) noemt een volwassen exemplaar dat in 1988 gedurende 3 maanden werd waargenomen in de Grevelingen nabij Den Osse, op een diepte van ca 7 meter. Ligthart (2007) vermeld 5 wasrozen bij Yerseke. Op deze plaatsen heeft de soort zich echter nooit blijvend weten te vestigen.
Op 22 juni 2017 ontdekte en fotografeerde Valentin Engelbos een exemplaar aan de buitenzijde van de Blokkendam, voor de Brouwersdam. Het dier werd hier waargenomen op een diepte van vier meter, op de schelp van een Japanse oester Crassostrea gigas en lijkt sterk op de exemplaren zoals die in Bretagne leven. Voor zover bekend is dit de eerste waarneming langs de Nederlandse Noordzeekust.
Opmerking: In het verleden werden deze bloemdieren ook wel aangeduid met de wetenschappelijke naam Anemonia sulcata. Die naam hoort echter bij een andere, Mediterrane soort. De Nederlandse naam van de deels ook in het Atlantische gebied levende Wasroos Anemonia viridis is een vertaling van 'Wax Rose', een Engelse naam voor de soort. Andere Engelse namen zijn 'Green anemone', 'Opelet Anemone' en de meest gebruikte naam 'Snakelocks Anemone'. Dit laatste verwijst, evenals een Italiaanse naam 'Anemone capelli di serpe', naar de gelijkenis van de tentakels met het hoofd van Medusa uit de Griekse mythologie. Medusa is de bekendste van de drie Gorgonen, dochters van de zeegoden Phorcys en Ceto. Volgens de mythe werd Medusa door Athena gestraft omdat ze in de tempel van Athena de liefde bedreef met Poseidon. Als straf veranderde Athena Medusa in een monsterlijk wezen met in plaats van haren een bos kronkelende slangen. Iedereen die Medusa in het gelaat keek versteende op slag. Uiteindelijk wordt Medusa gedood en onthoofd door de held Perseus. In veel talen worden (schijf)kwallen, vanwege de giftigheid en gelijkenis van de tentakels met Medusa's hoofd vol slangen, ook wel aangeduid als 'medusen'. Feitelijk slaat dit vooral op het tweede stadium in de levensloop van een kwal, het vrijzwemmende medusen-stadium (kwalstadium) waarin deze dieren terechtkomen nadat ze hun eerste levensstadium (poliep-stadium) sessiel, dus vastgehecht aan het substraat, hebben doorgebracht. Overigens wordt in de Biologie met de naam 'gorgonen' een groep koralen aangeduid. Deze koralen (Hoornkoralen: Alcyonacea) missen een skelet van calciumcarbonaat, hebben vaak een waaiervormig vertakte structuur en groeien in een plat vlak.
| De dieren hebben een voorkeur voor plaatsen waar doorgaans veel licht is. Het dier is veel te vinden in getijdenpoelen op hard substraat (rotskusten), maar kan ook dieper leven, doorgaans niet beneden de 10 meter. Zelden worden ze dieper aangetroffen dan 20 meter. Met de tentakels vangen ze prooien, zoals kleine visjes en steurgarnalen. De tentakels bieden de anemoon bovendien bescherming tegen predatoren, waaronder de Gladde sponspootkrab Inachus phalangium. De groene kleur in de tentakels wordt gevormd door symbiotisch levende algen, die licht nodig hebben om te leven. De dieren die voorkomen op dieper gelegen locaties zijn dan ook vaak veel grauwer van kleur.
| | 100808 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Weduweroos
Sagartiogeton undatus

|
Weduweroos
Sagartiogeton undatus
Zeeanemoon. Zuil 5-10 cm hoog, 1-2 cm in
diameter. Mondschijf dubbel zo breed als de zuil. Lange tentakels die als bij een treugwilg omlaag hangen. Zuil slank, glad zonder schelpfragmenten en beige met vage wit/grijze lengtestrepen. Mondschijf meestal lichter, mondlippen vaak donkerder. Tentakels doorzichtig met zwartgerande, witte lijnen. Bij aanraking samentrekkend tot een plat bolletje waarop de strepen straalsgewijs naar de rand lopen. Vastgehecht op vaak deels met slib of zand bedekt substraat.
Item 1 of 0
| Weduweroos | Sagartiogeton undatus | | Zeeanemoon. Zuil 5-10 cm hoog, 1-2 cm in
diameter. Mondschijf dubbel zo breed als de zuil. Lange tentakels die als bij een treugwilg omlaag hangen. Zuil slank, glad zonder schelpfragmenten en beige met vage wit/grijze lengtestrepen. Mondschijf meestal lichter, mondlippen vaak donkerder. Tentakels doorzichtig met zwartgerande, witte lijnen. Bij aanraking samentrekkend tot een plat bolletje waarop de strepen straalsgewijs naar de rand lopen. Vastgehecht op vaak deels met slib of zand bedekt substraat. | Afmetingen: De zuil is variabel van vorm en kan een hoogte bereiken van 10 cm en een
diameter van 2 cm. Meestal echter niet hoger dan 5 cm, met een
doorsnede van circa 1 cm. De mondschijf is tweemaal zo breed als de diameter van de zuil en de tentakels kunnen ca. vijfmaal langer zijn dan de breedte van de mondschijf.
Kleur: De zuil is beige van kleur en voorzien van
vage wit/grijze lengtestrepen. De mondschijf is gewoonlijk wat lichter. De 'lippen' van de mond zijn meestal donkerder dan de
mondschijf. De tentakels zijn min of meer doorzichtig. Zeer kenmerkend zijn op iedere
tentakel de dunne witte lijnen, omzoomd door zwarte randen. Doordat de tentakels min of meer doorzichtig zijn, lijkt het
alsof ze een witte kern bevatten. Als de witte lijnen min of meer
spiraalsgewijs om de tentakels heen lopen, lijken de tentakels bochtiger
en warriger dan ze in werkelijkheid zijn. Iedere tentakel
is doorgaans voorzien van een witte dunne streep, die loopt van de voet
van de tentakel tot de punt.
Vorm: De zuil is zeer slank en glad en in tegenstelling tot de Gewone slibanemoon zitten er nooit
schelpfragmentjes aan vastgekleefd. De mond van het dier is vaak ovaal met doorgaans
duidelijke lippen. De tentakels kunnen langer worden dan de zuil en hangen kenmerkend naar beneden als de takken van een
treurwilg. 'Vechttentakels' zijn niet zeldzaam; deze zijn meestal doorschijnend wit van kleur.
Overig: Als Weduwerozen worden aangeraakt trekken
ze zich zeer sterk samen, tot een sterk afgeplat bolletje. De strepen lopen
dan straalsgewijs vanuit het midden naar de rand.
De dieren leven vastgehecht op substraat
dat soms bedekt is met slib of zand, meestal niet in duidelijke groepen. | | | In de Oosterschelde met name algemeen in de wierzone, maar aanwezig
vanaf de laagwaterlijn tot op grotere diepten. In de kom van de
Oosterschelde algemener dan in de monding, de dieren lijken voorkeur te
hebben voor plaatsen met weinig stroming. | | 101002 | Nederland | Zoutwater | MOO |