|
|
Plompe knuppelslak
Eubranchus exiguus
(Alder & Hancock, 1848)
Zoekbeeld
Zeenaaktslak. Tot 7 mm. Grijsachtig transparant
tot geelwit. Lichaam altijd met vlekken. Tentakels
en rhinoforen hebben een witte punt met daaronder 1-2 ringen van bruine
vlekjes. Papiltoppen transparant. Vertakkingen van de middendarmklier in
de papillen naar de top donkerder. Slanke tentakels en gladde
rhinoforen. Tot 14 in het
midden vaak gezwollen, soms wat ingesnoerde papillen, deels in paren,
deels afzonderlijk geplaatst. Eisnoeren boon- of niervormig, afgezet op Obelia sp. Waddengebied, kustzone Noordzee, Zeeuwse Delta. Onopvallen vanwege geringe afmetingen.
Te verwarren met
Te verwarren met Eubranchus rupium, Tergipes tergipes. De Plompe knuppelslak is te onderscheiden door de urnvormige, in het midden opgezwollen cerata en de karakteristieke gekleurde pigmentvlekken op het lichaam. De soort legt niervormige eisnoeren. Die van de Slanke knotsslak zijn bolvormig en die van de Noordelijke knuppelslak hoefijzervormig.
Kenmerken
Afmetingen: Ca. 7 mm.
Kleur: Grijsachtig transparant tot geelwit. Op het lichaam zijn altijd vlekken aanwezig. De tentakels en rhinoforen hebben een witte punt met daaronder 1-2 ringen van bruine pigmentvlekjes. De toppen van de papillen zijn transparant, met vlak daaronder variabele bruine en witte pigmentvlekken. De vertakkingen van de middendarmklier zijn in de papillen zichtbaar en kleuren naar de top toe donkerder.
Vorm: Onopvallende slak met op de kop slanke tentakels en gladde
rhinoforen. Maximaal 14 papillen, die deels in paren, deels afzonderlijk
aan beide zijden van de rug staan. Ze zijn variabel in vorm in het
midden vaak licht gezwollen (urnvormig) en soms plaatselijk ingesnoerd.
Eieren: Meestal worden de eieren gevonden in de overgangsperiode van lente naar zomer. De eisnoeren zijn boon- of niervormig. Ze worden afgezet op de voedselsoorten (Obelia sp.).
Habitat en ecologie
De dieren leven op hard substraat, op plaatsen waar het voedsel voorkomt. De Plompe knuppelslak kan zowel in zout als brak water voorkomen. Het voedsel bestaat uit hydropoliepen, waaronder Lange zeedraad Obelia longissima en Geknoopte zeedraad O. geniculata.
Areaal en verspreiding
Van de Witte Zee en Groenland tot in de Middellandse Zee. Elders langs de noordoostkust van Amerika (Massachusetts, Connecticut). In nederland een permanent aanwezige soort, die jaarlijks wordt aangetroffen van het Waddengebied tot de Zeeuwse Delta. De trefkans in het Grevelingenmeer lijkt hoger dan in de Oosterschelde. Plaatselijk vrij algemeen, maar door de geringe afmetingen en leefwijze minder frequent waargenomen door sportduikers.
Seizoenspatronen
Kan gedurende het gehele jaar langs de Nederlandse kust
worden gevonden. De meeste waarnemingen stammen echter uit de periode
maart tot oktober.
Literatuur
Bruyne, R.H. de, S.J. van
Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het
Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren
(Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
Auteurs
Floor Driessen (mei 2013)
[B. Oonk, jan 2013; IvL feb. 2014]
Commentaar
Grafieken