|
|
Slanke knotsslak
Tergipes tergipes
(Forsskål in Niebuhr, 1775)
Grevelingen, Dreischor Gemaal, 28-07-2015 (bron: Stefan Verheyen)
Zoekbeeld
Zeenaaktslak. Tot 8 mm. Lichaam
kleurloos transparant tot wit, papillen met een licht- tot donkerbruine
inhoud. Middendarmklier bruin. Op de kop en rond de tentakels en
rhinoforen vaak roodachtig. Kleine, slanke slak met afgeronde voetpunten
en weinig
papillen op de rug. De
zigzagvormige middendarmklier in het lichaam is duidelijk zichtbaar.
Papillen afzonderlijk geplaatst,
knotsvormig.Eikapsels in de vorm van
een kleine, gelatineuze, bol met witte eitjes. Algemeen langs de hele
kust.
Te verwarren met
De soort verschilt van de Noordelijke knuppelslak (Eubranchus rupium) door het slankere voorkomen en de gemiddeld geringere grootte, slechts 1 papil per middendarmtak, en de karakteristieke rode kleuring op de kop bij de rhinophoriën. Ook zijn de eipakketjes bolvormig i.p.v. nier- tot halfcirkelvormig.
Kenmerken
Afmetingen: Lengte tot 8 mm.
Kleur: Lichaam kleurloos transparant tot wit, papillen met een licht- tot donkerbruine inhoud. De zigzag gewijs lopende middendarmklier op de rug is bruin van kleur. Op de kop en rond de tentakels en rhino-phoriën, vooral bij grotere exemplaren, is vaak een roodachtige kleur aanwezig.
Vorm: Een kleine, slanke zeenaaktslak met afgeronde voetpunten en weinig
papillen op de rug. De middendarmklier in het lichaam is duidelijk
zigzaggewijs zichtbaar. Elke tak leidt tot een afzonderlijk geplaatste,
knotsvormige papil.
Eieren: De eikapsels hebben de vorm van een kleine, gelatineuze, bijna ronde bol met daarin de zich ontwikkelende witte eitjes. Ze worden in kolonies hydropoliepen afgezet. Deze karakteristieke eikapsels verraden vaak de aanwezigheid.
Habitat en ecologie
Komt overal in zee en in de estuaria voor waar kleine hydropoliepen aanwezig zijn. Behalve op steenglooiingen, leeft de soort in havens, op boeien, meerpalen, mosselbanken en zelfs op sifonen van Strandgapers op het wad. De soort is aangetroffen van iets boven de laagwaterlijn tot diepten van ca 20 meter. Het voedsel bestaat uit fijn vertakte hydropoliepen zoals Laomedea, Hartlaubella en Obelia.
Areaal en verspreiding
Een wijdverbreide soort, voorkomend langs de
gehele West-Europese kust, van IJsland en Noorwegen tot in de
Middellandse Zee. Elders ook van Brazilië tot Noord-Amerika.
Uit Nederland bekend uit het Waddengebied, de open Noordzee en uit
Zeeland (Ooster- en Westerschelde, Grevelingenmeer, Veerse Meer). Vaak
zeer algemeen. Hoewel vanwege de geringe
afmetingen soms lastig te ontdekken, is dit een van de meest voorkomende
zeenaaktslakken in de Zeeuwse Delta en Waddenzee. De trefkans is het
hoogst in het Grevelingenmeer.
Seizoenspatronen
Slakken met eieren zijn gevonden van maart tot november, midwinterwaarnemingen zijn zeldzaam. De grootste aantallen worden van april tot juni gezien.
Trends
Met de aanleg van de Afsluitdijk (1932) verdween een belangrijk stuk biotoop. Verder is geen duidelijke trend waarneembaar.
Literatuur
- Bruyne, R.D., van Leeuwen, S.J., Meyling, A.G. and Daan, R., 2013. Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse, 414.
Code
Auteurs
Peter van Bragt (2013)
[B. Oonk, jan 2013; IvL feb. 2014]
Commentaar
Grafieken