|
|
Blauwtipje
Janolus cristatus
(Delle Chiaje, 1841)
Nederland (bron: Merel Hogeweg)
Zoekbeeld
Zeenaaktslak. Ca. 40 mm (tot 75 mm). Het kopgedeelte voor de rhinoforen (reuksprieten) is over de volle breedte bedekt met opgezwollen cerata (longpapillen). Op de rug, uitgezonderd het middengebied en de staartpunt, eveneens talrijke cerata. Deze hebben een blauw iriserende witte top, met aan de basis blauwachtig iriserend pigment. Rhinoforen lang en gelamelleerd. Op de kop tussen de rhinoforen zit een merkwaardig langwerpig 'kruintje'.
Te verwarren met
Niet te verwarren met een andere soort.
Kenmerken
Afmetingen: Lengte tot 75 mm. In Nederland meestal niet langer dan 40 mm.
Kleur: Het lichaam zelf is kleurloos transparant, soms wat gelig. De top van de papillen draagt wit pigment, dat vaak blauw iriseert. Op de rug zijn wat witte vlekjes aanwezig. Op het midden van de staart is een witte lengtestreep zichtbaar. In de papillen loopt in de lengterichting een zwarte lijn, die bij de top vertakt.
Vorm: Blauwtipjes vallen onmiddellijk op door het grote aantal breed uitlopende uitsteeksels op de rug, (cerata of longpapillen genaamd) en de kleur daarvan. De cerata staan aan weerszijden van het lichaam en ook voor op de kop. Het midden van de rug is vrij van cerata. De rhinoforen zijn lang en gelamelleerd. Op de kop tussen de rhinoforen zit een merkwaardig langwerpig 'kruintje'.
Eieren: De voor deze soort karakteristieke eisnoeren hebben de vorm van een wit kronkelig kettingsnoer, met eieren in groepjes en omlaag gebogen u-vormige lussen.
Habitat en ecologie
Op hard substraat, van de laagwaterlijn tot ten minste 20 m diepte. Blauwtipjes eten van struikvormige mosdiertjes, in de Nederlandse wateren vooral van Bugula plumosa, hoewel de dieren ook regelmatig op Bicellariella ciliata worden waargenomen.
De karakteristieke eisnoeren zijn te vinden vanaf juli tot december en hebben de vorm van een karakteristiek wit kronkelig kettingsnoer, met omlaag gebogen u-vormige lussen. Ze worden meestal in mosdiertjeskolonies afgezet.
Areaal en verspreiding
Blauwtipjes worden vooral in de Oosterschelde waargenomen, hoewel er ook incidentele waarnemingen bekend zijn uit het Grevelingenmeer, de westelijke Waddenzee en de mond van de Westerschelde.
Waarnemingen blauwtipje:
Verspreidingsatlas.nl: blauwtipje.
Waarneming.nl: blauwtipje.
Telmee.nl: blauwtipje.
Seizoenspatronen
Dieren worden meestal vanaf juli tot ver in het najaar waargenomen. Na zachte winters ook voorjaars-waarnemingen.
Literatuur
- Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
Auteurs
Floor Driessen (mei 2013)
[B. Oonk nov. 2013; IvL jan. 2014]
Commentaar
Grafieken