|
|
Gorgelpijp-knotsslak
Tenellia gymnota
(Couthouy, 1838)
Noordzee (bron: Merel Hogeweg)
Zoekbeeld
Zeenaaktslak. Tot 20 mm. Het lichaam is tamelijk plomp, met afgeronde voethoeken. De rhinoforen
zijn langer dan de koptentakels. De papillen zijn in schuine dwarsrijen
gerangschikt, tot 7 per halve rij. De rangschikking in rijen is niet
altijd duidelijk te zien.
Te verwarren met
De soort onderscheidt zich van de Slanke waaierslak Flabellina gracilis door de oranje en niet helder-rode papilinhoud, de iets plompere vorm van de papillen, en niet toegespitste voorhoeken van de voet.
Kenmerken
Afmetingen: Lengte tot ± 20 mm.
Kleur: Het lichaam is transparant, kleurloos tot wit. De papillen zijn oranjerood, met een witte top, soms met een licht oranje bandje onder de witte top.
Vorm: Het lichaam is tamelijk plomp, met afgeronde voethoeken. De rhinoforen
zijn langer dan de koptentakels. De papillen zijn in schuine dwarsrijen
gerangschikt, tot 7 per halve rij. De rangschikking in rijen is niet
altijd duidelijk te zien.
Eieren: De eisnoeren vormen een wat uitgerekte niervormige massa en zijn wit, lichtroze, of geeloranje gekleurd.
Habitat en ecologie
De slakken leven van de Gorgelpijppoliep Tubularia larynx en de Penneschaft Tubularia indivisa. Ze leven nogal verscholen en vaak aan de voet van deze voedselsoorten
en zijn daarom, ondanks hun kleur en grootte, toch vaak moeilijk te
vinden. Op elk hard substaat met Tubularia-kolonies kan Trinchesia gymnota verwacht worden. Dieren die op de fijn vertakte Gorgelpijppoliep fourageren, zijn vaak wat fletser en kleiner dan dieren die op de grotere onvertakte Penneschaft leven. Op Penneschaft zijn de dieren meestal aan de basis van de kolonie te vinden, op Gorgelpijppoliep vaak midden in de dichte bos van de takjes van de poliep. Op beide soorten wordt gefourageerd door een gaatje in een hydroïden-takje te maken en deze vervolgens leeg te zuigen. De hydranten worden nooit gegeten.
Areaal en verspreiding
Vrij algemeen in zowel de Ooster- als Westerschelde. Ook in de Waddenzee en de Noordzee, maar niet in de Grevelingen of het Veerse Meer.
verspreidingsatlas:
link
Seizoenspatronen
De soort is gedurende het gehele jaar door te vinden, maar het meest in de periode mei-oktober.
Literatuur
Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig
Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse
Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion
Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
Auteurs
Floor Driessen (mei 2013)
[B. Oonk nov. 2013; IvL jan. 2014]
Commentaar
Grafieken