|
|
Gele wratspons
Celtodoryx ciocalyptoides
(Burton, 1935)
Zoekbeeld
Mariene spons. Exoot uit de Pacifische oceaan die zich na import van Japanse oesters vanuit Bretagne verspreidde. Kan tot 25 m2 worden. Bijna
altijd bleekgeel, een enkele keer bleekbruin. Een zachte, bleekgele
spons met een massief aandoende,
bloemkoolachtige structuur. Vooral jonge exemplaren hebben
uiteinden die tweevoudig vertakt zijn en semitransparant met een
aderstructuur.
Te verwarren met
- Roze slijmspons Myxilla (Myxilla) rosacea. Deze is meer roze en heeft een slijmerig oppervlak.
- Lobjesspons Oscarella rubra. Deze bestaat uit meer afgeronde lobjes.
- Massaspons Suberites massa. Deze bestaat uit grotere lobben en meer oranje.
Kenmerken
Afmetingen: Kan erg groot worden, er is bij Tholen zelfs een exemplaar gevonden van 25 m
2.
Kleur: Bijna altijd bleekgeel, een enkele keer bleekbruin.
Vorm: Een zachte, bleekgele spons die een massief aandoende,
bloemkoolachtige structuur heeft. Met name jonge exemplaren hebben
uiteinden die semitransparant zijn, enigzins dichotoom (tweevoudig)
vertakt zijn en een aderstructuur vertonen. De spons breekt gemakkelijk af.
Spicula: Veel puntige spicula van 100 um. Grotere spicula van mewer dan 200 um hebben aan beide zijden knotsvormige uiteinden met stekeltjes. Ook 'dubbele ankertjes' van ongeveer 50 um aanwezig. Zie foto's.
Habitat en ecologie
De Gele wratspons komt zeker vanaf 2002 in de Oosterschelde voor, voornamelijk op plaatsen waar het water stevig kan stromen.
Areaal en verspreiding
Onbekend, vermoedelijk een exoot. Komt Zeeland, in de Oosterschelde, veel voor.
Nadere informatie
Bleke badspons kan niet als naam:
Desgevraagd Rob van Soest: Celtodoryx is inderdaad geen badspons.
Badsponzen, familie Spongiidae, vooral de genera Spongia en
Hippospongia, horen tot de orde Dictyoceratida, een groep van
Demospongiae die allemaal geen spicula hebben (geen kiezelspicula, ook
niet van kalk trouwens). We nemen aan dat badsponzen gedurende de
evolutie hun spicula verloren hebben ten gunste van een netwerk van
sponginedraden (vezels van een hoornachtig eiwit). Met die eigenschap
zijn Spongia en Hippospongia geschikt om na bewerking
als badspons te gebruiken, samendrukbaar en
water vasthoudend, niet ruw
of stekelig. Alle Demospongiae hebben spongine in een of andere vorm,
meestal om bundels van spicula te binden of een netwerk te maken waarin
de spicula zijn ingebed. In verschillende andere groepen Demospongiae
zie je wel een reductie van de hoeveelheid spicula ten gunste van
spongine als skeletmateriaal, dus het is nogal voor de handliggend de
evolutie van de badsponzen te zien als een verlies van spicula.
Celtodoryx
behoort tot de orde Poecilosclerida, die een gevarieerd pakket van
kiezelspicula hebben. Spongine is wel aanwezig in Celtodoryx maar niet
in grote hoeveelheden, dus de naam 'badspons' is geheel niet van toepassing. De spons is ongeschikt om mee te baden, want hij zit vol met spicula en scheurt heel gemakkelijk en valt dan uiteen in fragmentjes.
Literatuur
- Van Moorsel, G.W.N.M., 2014. De Gele wratsons: een Chinese puzzel. Kijk op exoten 7, Stichting RAVON.
- Van Soest, R.W.M., M. J.
de Kluijver, P. H. van Bragt, M. Faasse, R. Nijland, E. J. Beglinger, W. H. de
Weerdt and N. J. de Voogd, 2007. Sponge
invaders in Dutch coastal waters. J. Mar. Biol. Ass. U.K. 87:
1733–1748.
- Van Soest, R.W.M., 2014.
Sponzen. In F. van der Burgt (Ed.): Zeeboek, p 45-52. Jeugdbonduitgeverij & KNNV, ‘s Graveland.
Code
Auteurs
Floris Bennema 2016
[IvL feb. 2014]
G. van Moorsel (2013)
J. van Bolhuis (15-4-2008)
Categorieën:
Soorten,
Sponzen
Commentaar
Grafieken