|
|
Blankvoorn
Rutilus rutilus
(Linnaeus, 1758)
Zoekbeeld
Zoetwatervis, Tot 45 cm. Lichaam zijdelings sterk samengedrukt, rug variërend van hoog tot slank. Eindstandige bek met relatief kleine mondspleet. De iris van het oog heeft aan de bovenkant een oranjerode vlek (soms ontbreekt deze). Grote schubben. De voorzijde van de rugvin begint gelijk met de voorzijde van de buikvinnen. Rug bruin- tot blauwgroen gekleurd. Flanken zilver van kleur. Buik licht (zilverwit). In de paaitijd loopt de buik van beide geslachten soms roodachtig aan en krijgen mannetjes paaiuitslag (witte knobbeltjes) op de kop en op het lichaam.
Te verwarren met
- Rietvoorn. Heeft een bovenstaande bek, de rugvin staat achter de buikvin en de iris is geel.
- Winde. Heeft de rugvin achter de buikvin gepositioneerd en 55-61 schubben op de zijlijn.
- Serpeling. Heeft een onderstandige bek en 48-55 schubben op de zijlijn.
- Kopvoorn heeft de rugvin achter de buikvin gepositioneerd en 42-46 schubben op de zijlijn.
Habitat en ecologie
Stilstaand en stromend water, in vrijwel alle watertypen: grote meren, plassen, kanalen, vaarten, sloten, rivieren en beken.
Areaal en verspreiding
Heel Nederland. Algemeen.
Literatuur
Spikmans, F., Kranenbarg, J., & Creemers, R. C. (2006). Herkenning zoetwatervissen. Stichting RAVON.
Code
Auteurs
[Niels Schrieken, juni 2014]
Categorieën:
Soorten,
Vissen
Commentaar
Grafieken