|
|
Trapgeveltje
Propebela turricula
(Montagu, 1803)
Zoekbeeld
Mariene huisjesslak. Tot 20 mm. Vaak kleiner. Crèmewit of lichtgeel.
Vrij
dikschalig, met 6-7 trapsgewijs afgezette, bovenaan min of meer
'geschouderde' windingen. Mondopenig smal en uitlopend in een
recht siphokanaal. Geen navel. Sculptuur van 12-16 vrijwel loodrechte
vertikale ribben, waartussen fijne horizontale groeven lopen. Noordzee,
in wat dieper water. Spoelt regelmatig (leeg) aan; vaak blauwgrijs of
bruin verkleurd.
Kenmerken
Afmetingen: 20 x 9 mm. Vaak kleiner.
Kleur: Crèmewit of lichtgeel. Strandmateriaal is vaak blauwgrijs of bruin verkleurd.
Vorm: Vrij dikschalig, met 6-7 trapsgewijs afgezette, bovenaan min of meer 'geschouderde' windingen. Top spits. Mondopenig smal en uitlopend in een recht siphokanaal. Geen navel zichtbaar.
Sculptuur: 12-16 vrijwel loodrechte vertikale ribben, waartussen fijne horizontale groeven lopen.
Habitat en ecologie
Ingegraven levend in zandbodems op dieptes van 10 tot 270 m. Het zijn carnivoren en actieve roofslakken, die zich vooral voeden met levende borstelwormen (Polychaeta), met name Sabellaria-soorten. De wijze van jagen en voeden is opvallend. Trapgevels maken onderdeel uit van de superfamilie Conoidea, waarbij ook de Kegelslakkenuit de – vooral tropische – familie Conidae behoren. Deze kunnen verlammend gif in de prooi injecteren, met in het geval van enkele Kegelslakken soms zelfs voor mensen een fatale afloop. Van de zeven bekende hoofdtypen van de tongplaat (radula) wijkt die van de Conoidea het sterkst af van de andere typen, die met diverse tanden bezet zijn en waarmee de slakken stukjes afschrapen van wier, vlees of ander voedsel. Deze toxoglosse radula wordt ook wel giftong of pijltong genoemd. Hij heeft 3-5 grotere, buisvormige of harpoenvormige holle tanden. De grote pijltanden hebben centraal een gifkanaal, waardoorheen verlammend gif met neurotoxines in de prooi wordt geinjecteerd. De radula zit aan het eind van een lange uitstulpbare proboscis, die uit een verticale spleet onder aan de kop komt. Binnen de proboscis zitten de echte monddelen: de radula, de gifklieren en verterings-(speeksel-)klieren. De familie Mangeliidae bevat behalve Trapgevels als Bela en Propebela wereldwijd nog duizenden andere soorten.
Propebela turricula is van gescheiden geslacht. De eikapsels zijn lensvormig en 2-4 mm in doorsnede. Leeftijd 1-2 jaar.
Areaal en verspreiding
Van het Arctisch Gebied, de Scandinavische kust en het Kattegat zuidwaarts tot Het Kanaal, rondom de Britse Eilanden en in de Noordzee. (Ook langs de oost- en westkust van Canada.) Op het NCP liggen de belangrijkste vindplaatsen ten westen van Zeeland en op de Doggersbank.
Op het strand: De soort is vooral te vinden in horentjesgruis bij
aflandige wind, met name op de Friese Waddeneilanden en plaatselijk
langs de Zeeuwse kust (vaak fossiel). De laatste jaren regelmatig
gevonden met 'bewoning' door de Kleine heremietkreeft (of 'Boksertje')
Diogenes pugilator.
Lege huisjes spoelen aan langs de hele zuidoostelijke Noordzeekust.
Levend alleen in dieper water in de Noordzee.
Literatuur
Bruyne, R.H. de, S.J. van
Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het
Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren
(Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
160446
Auteurs
(De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling, Daan
et al, 2013 -Ecologische atlas- 2013)
[B. Oonk, jan. 2014; IvL feb. 2014]
Commentaar
Grafieken