|
|
Oubliehorentje
Retusa obtusa
(Montagu, 1803)
Zoekbeeld
Mariene huisjesslak. Tot 7 mm. Geelwit met een geelbruine opperhuid.
Soms met roestbruine aanslag.
Cilindervormig huisje, 5-6 vlakke windingen. Laatste winding veel
groter, sluit de voorgaande in. Top steekt nauwelijks boven de schelp
uit. Mondopening langwerpig, ca 90% van de totale schelphoogte. Geen
navel, geen operculum. Oppervlak glad met alleen groeilijnen.
Dier met een breed kopschild. Kruipt net onder oppervlak van
slikbodems. Zeeland en Waddengebied, vrij algemeen.
Kenmerken
Afmetingen: L 7 mm, B 4,5 mm.
Schelpkleur: Geelwit of vuilwit, met een geelbruine opperhuid. Soms bedekt met roestbruine aanslag.
Schelpvorm: Cilindervormig huisje met 5-6 vlakke windingen, waarvan de laatste veel groter is en de voorgaande windingen vrijwel insluit. De top steekt niet of weinig boven de schelp uit. Mondopening langwerpig. Deze neemt zo'n 90% van de totale schelphoogte in. Geen navel zichtbaar. Geen operculum.
Sculptuur: Het oppervlak is glad met alleen fijne groeilijnen.
Dier: Slak met een breed kopschild, totale dier inclusief schild en schelp tot 10 mm. Uitgestrekt kopschild ca. 30% van het totale dier, afgerond hoekig van vorm en aan de vooraan iets naar binnen gebogen. Achterzijde kopschild met korte, stompe, tentakelvormige flappen. Ogen nauwelijks zichtbaar aan de basis hiervan. In de maag liggen drie kalkachtige kauwplaten. Lichaamskleur witachtig, soms met een oranjegele zweem.
Habitat en ecologie
De dieren leven voornamelijk op zachte slikbodems in het litoraal, op plaatsen die bij laagwater niet geheel droogvallen. Ze kruipen net onder het bodemoppervlak rond op zoek naar prooi (diatomeeën en Wadslakjes).
De dieren zijn protandrisch hermafrodiet, aanvankelijk mannetjes, later veranderend in vrouwtjes. In januari-maart worden de eieren afgezet op zand of schelpen in groepjes van 1-4. De embryonale ontwikkeling is direct, zonder planktonisch veligerlarvenstadium. De dieren worden 1 jaar oud.
Areaal en verspreiding
Vanaf het Arctisch Gebied via de Atlantische kust van Groot-Brittannië, delen van de Oostzee, de Noordzee, Frankrijk en het Iberisch Schiereiland tot de Kaapverdische Eilanden en in de Middellandse Zee. In Nederland vormen de Wadden en het Deltagebied de kern van het verspreidingsgebied.
Op het strand: Lege huisjes spoelen regelmatig aan in aanspoelsel, ook op het strand. In het laatste geval gaat het soms om verkleurde fossiele schelpen uit Holocene en Pleistocene lagen.
Literatuur
Bruyne, R.H. de, S.J. van
Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het
Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren
(Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
141134
Auteurs
(De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling, Daan
et al, 2013 -Ecologische atlas- 2013)
[B. Oonk, jan. 2014; IvL feb. 2014]
Commentaar
Grafieken