|
|
Wijngaardslak
Helix pomatia
Linnaeus, 1758
Zoekbeeld
Terrestrische (Land-) huisjesslak. Tot ca. 50 mm, Grijs tot
lichtbruin met donkerdere, bruine, vaak onderbroken kleurbanden. Bol
huisje met 5-6 windingen. Mondopening grotendeels
verdikt of omgeslagen. Navel nauw, gedeeltelijk
bedekt door de omgeslagen mondrand. Geen operculum (wel een tijdelijk
epifragma in de mond tijdens de overwintering). Oppervlak met fijne
dwarslijntjes en groeilijnen.
Te verwarren met
De Segrijnslak Cornu aspersa (blijft kleiner en heeft ander patroon) en de Gebandeerde wijngaardslak Helix lucorum. (Alleen bekend van een industrieterrein nabij Zutphen).
Kenmerken
Afmetingen: 50 x 50 mm.
Schelpkleur: Op een grijzige tot lichtbruine ondergrond staan wat donkerder bruine, vaak onderbroken spiraalbanden. Vaak is het oppervlak aangetast (zure regen).
Schelpvorm: Bol huisje met 5-6 windingen. De naad tussen de windingen is vrij ondiep. De mondopening is grotendeels verdikt, dan wel iets omgeslagen. De nauwe navel wordt gedeeltelijk bedekt door de omgeslagen mondrand. Geen operculum, maar tijdens de overwintering wordt wel een papierachtig epifragma in de mondopening gemaakt, dat echter niet vastzit aan het dier en in hetvoorjaar wordt achtergelaten.
Sculptuur: Fijne dwarslijntjes en groeilijnen.
Habitat en ecologie
De Wijngaardslak leeft vooral in een meer kalkrijke omgeving. De dieren zetten hun eieren af in holletjes in de grond. Overwinteren gebeurt eveneens in een holletje in de bodem.
Areaal en verspreiding
In Nederland vooral voorkomend in Zuid-Limburg en in de duinstreek, maar ook op veel
andere plaatsen voorkomend (uitgezet, o.a. al eeuwen terug op
landgoederen).
Literatuur
Gittenberger, E. , W. Backhuys & Th. E. J. Ripken, 1984. De landslakken
van Nederland (tweede druk). Uitgave KNNV, 184 p.
Janssen, E.A., 2015. Veldgids slakken en mossels - land en zoetwater. KNNV
uitgeverij, Zeist. 272 pp.
Code
x
Auteurs
A.W. Gmelig Meyling (dec 2015); IvL (mei 2016)
Commentaar
Grafieken