|
|
Harige zakspons
Sycon scaldiense
(Van Koolwijk, 1982)
Nederland (bron Marianne Ligthart)
Zoekbeeld
Mariene spons. Kalkspons. Tot ca 5 cm hoog. Grijswitte, soms iets
glasachtige, cylindrische zakspons met dunne wanden waaruit zeer lange
spicula (kalknaalden) steken. Hierdoor ontstaat een sterk 'harig'
uiterlijk. Wanden soms met knobbelachtige papillen. Steeds met een stijf kruintje bovenop. Op wieren en hard substraat. Mogelijk inmiddels verdwenen uit Nederland (Zeeland).
Te verwarren met
Lijkt op de (gewone) Zakspons Sycon ciliatum, maar is veel hariger door
uitstekende spicula van soms meer dan 10 mm lengte. [Is ook wel 'Ruig sponsje' genoemd door duikers.]
Kenmerken
Afmetingen: Tot ca 5 cm hoog.
Kleur: Grijswit, soms iets
glasachtig. Kruintje en uitstekende 'haren' (lange stekels) met zilverwitte glans.
Vorm: Cylindrische, min of meer solitair groeiende (vaak wel aaneengebroeide) zakspons met dunne wanden waaruit zeer lange
spicula (kalknaalden) steken. Hierdoor ontstaat een sterk 'harig'
uiterlijk. Wanden met knobbelachtige of meer schubvormige met papillen. Steeds met een stijf
kruintje bovenop.
Spicula: Meest driestralers, soms met een lange straal Soms komt een kort vierde staaltje voor. 200-500 um. Ook dubbelpuntige naalden die zeer variabel in lengte zijn. Aan de spicula niet goed van de zakspons te onderscheiden.
Habitat en ecologie
Gevonden op o.a. pontons en havenhoofden het het zuidwestelijk deel van de Oosterschelde. De soortbeschrijving in 1982 door Van Koolwijk is gebaseerd op dit materiaal uit Nederland. De naam scaldiense (Latijn) betekent 'uit de Schelde afkomstig' en refereert naar de typelocaliteit. Voorplanting tussen juni en februari.
Areaal en verspreiding
Vermoedelijke exoot, enkele decennia geleden geïntroduceerd uit tropische of subtropische wateren. In Zeeland bekend vanuit de Oosterschelde, met name in de jaren 80. Later lang niet meer teruggevonden en als verdwenen beschouwd; in 2011 nog gemeld uit de
jachthaven van Burghsluis, de jachthaven Roompot Marina Kamperland
en ook uit Het Grevelingenmeer bij Den Osse.
Seizoenspatronen
Een deel van de sponzen sterft af in de herfst, sommige leven door tot
in de winter en planten zich voort aan het begin van het voorjaar.
Literatuur
- Koolwijk, T. van 1982.
Calcareous sponges of the Netherlands. - Bull. Zoöl. Mus. Univ. Amsterdam 8 (12):
91-98.
- Koolwijk, T. van 1983. Kalksponzen in Nederland. Het Zeepaard 43 (2): 55-61.
- Ligthart, M. (2011) 'Het harige zakpsonsje' (sic). [Forum oude website Stichting ANEMOON, September 06. 2011, met foto].
- Van Soest, R.W.M., 1976.
De Nederlandse mariene en zoetwatersponzen – Porifera-. Wetenschappelijke
Mededelingen KNNV 115, 36 p.
- Van Soest, R.W.M., 2014.
Sponzen. In F. van der Burgt (Ed.): Zeeboek, p 45-52. Jeugdbonduitgeverij & KNNV, ‘s Graveland.
Code
Auteurs
A.W. Gmelig Meyling
(2013)
[IvL jan. 2014]
Floris Bennema 2016
Categorieën:
Soorten,
Sponzen
Commentaar
Grafieken