|
|
Zeesla
Ulva lactuca
Linnaeus, 1753
De Zeesla-soort op deze foto is vrijwel zeker niet Ulva Lactuca, mogelijk Ulva pertusa - Geperforeerde zeesla (Foto: Denise Verstraeten)
Zoekbeeld
Groenwier.
In vroeger tijden gebruikte men de naam 'Zeesla' voor alle grote, minstens twee
vingers brede 'flappen' zeer dun groenwier. Dat gold zowel voor die uit
slikgebieden als groeiend op strekdammen en op het strand aangespoeld. Voor de niet
platte en brede, maar frommelig buisvormige, vaak wat slijmerig aanvoelende dunne
of dikkere groenwieren werd de term 'darmwier' gebruikt. Tegenwoordig is voor
het onderscheid tussen de - vele - groenwieren uit het genus Ulva en de darmachtige wieren die vroeger
o.a. in het geslacht Enteromorpha
waren geplaatst, een microscoop nodig. Zeesla-achtige Ulva-soorten zijn bladvormig, waarbij het
blad twee cellagen dik is, darmwier-achtige Ulva-soorten
zijn buisvormig, waarbij elke buiswand één cellaag dik is. Enteromorpha als genusnaam wordt niet meer gebruikt, de naam
'darmwier' blijft nu beperkt tot het 'Echte darmwier' Ulva intestinalis.
Deze
pagina gaat verder uitsluitend over de 'echte' Zeesla-soort Ulva lactuca, waarvan inmiddels meerdere
soorten zijn afgescheiden. Dit wier vormt
tot een meter lange en een halve meter brede (tot 70 cm) papierdunne bladen.
Te verwarren met
Diverse groenwieren, zowel platte als buisvormige, slijmerig aanvoelendende Ulva-soorten
Kenmerken
Afmetingen: Tot 1 m lang en 2-70 cm breed.
Kleur: Helder tot donkergroen van kleur.
Vorm: Voelt
vrij stijf/stevig aan. Thallus (plantvorm) is bladvormig, maar zeer
variabel van vorm (van langwerpig tot rond). Uit de hechtschijf groeit
een enkel blad, maar dit blad heeft meestal wel uitgegroeide lobben. De
randen zijn vaak geplooid, maar er zijn geen tanden aanwezig.
Dikte qua cellaag: Het blad
is twee cellagen dik.
Nadere kenmerken: Voor nader onderscheid is een microscoop nodig. Daarmee dient te worden gekeken naar de organisatie van de cellen, naar de chloroplasten en naar het aantal
pyrenoïden (kleurloos onderdeel van het chloroplast) per cel.
Habitat en ecologie
Deze Ulva-soort groeit zelf op stenen en andere voorwerpen, maar ook epifytisch op andere wieren. Algemeen aanwezig in het lage
getijdengebied en in het ondiepe sublitoraal. Vaak aanwezig in geëxponeerde gebieden. Komt ook voor in brakke wateren.
Areaal en verspreiding
Arctisch gebied, Europese kusten, zowel langs Atlantische kusten als in het Middellandse Zeegebied. Noord-Amerika, centraal
Amerika, Caribisch gebied, Zuid-Amerika, Afrika, Azië, Australië,
Nieuw-Zeeland.
Nadere informatie
Literatuur
Code
Auteurs
(Niels Schrieken, nov 2015); [IvL / RHB nov 2018]
Commentaar
Grafieken