|
|
Scheefhorentje
Lacuna vincta
(Montagu, 1803)
Zoekbeeld
Mariene huisjesslak. Tot 8 mm. Strogeel, op de laatste omgang vaak 2-4
bruine kleurbanden. 5-6 matig bolle windingen. Mondopening en operculum
eivormig.
Er is een duidelijke navel die naar beneden uitloopt in een groeve
(sleuf) parallel aan de binnenmondrand. Oppervlak met fijne groeilijntjes. Leefde vroeger
algemeen in zeegrasvelden in het Waddengebied en Zeeland. Na de fatale
zeegrasziekte
in de jaren 30 verdwenen uit Nederland. Wordt inmiddels als uitgestorven beschouwd. Lege huisjes spoelen nog wel aan.
Te verwarren met
Andere Europese Lacuna-soorten.
Kenmerken
Afmetingen: H. tot 8 mm, B. tot 5,5 mm.
Schelpkleur: Strogeel,
met vaak op de laatste omgang 2 tot 4 donkerbruine kleurbanden.
Schelpvorm: Dunwandig
met 5-6 matig bolle windingen. Mondopening en operculum eivormig.
Er is een duidelijke navel die naar beneden uitloopt in een groeve
(sleuf) parallel aan de binnenmondrand.
Operculum ovaal, hoornachtig, heldergeel.
Sculptuur: Schelpoppervlak glanzend met talloze fijne groeilijntjes.
Dier: Lange, slanke koptentakels, met aan de basis daarvan de
ogen, op een knopvormige verdikking. Voet langgerekt, aan de achterzijde twee
korte, platte voettentakels. Lichaamskleur bleekgeel, soms meer roze.
Habitat en ecologie
Vooral in het
litoraal van weinig geëxponeerde rotskusten
en ondiepe
baaien, tot diepten van ruim 50 m. De dieren leven op en tussen
Zeegras op
zand- en modderbodems, maar ook op bruin- en roodwieren langs
rotskusten.
het voedsel bestaat uit detritus en diatomeeën, die van het oppervlak
van wieren en zeegras afgegraasd worden. De dieren zijn van gescheiden geslacht.
Voortplanting voorla in het voorjaar. 2-3 mm
grote, brede ringvormige geelwitte eiermassa’s, afgezet op
wier en
zeegras. Leeftijd: éénjarig.
Areaal en verspreiding
Noordelijke
soort, voorkomend van Noord-Noorwegen
tot aan de
Atlantische kust van Frankrijk. In het begin van de 20e eeuw in Nederland
een talrijke
soort. In 1917 nog in enorme aantallen
in zeegrasvelden bij Oudeschild (Texel). Ook in Zeeland in zeegras. Na een fatale ziekte onder
het zeegras
in de jaren 30 is de soort niet meer levend aangetroffen, het dier wordt
beschouwd als
verdwenen uit Nederland (uitgestorven).
Op het strand: Regelmatig lege huisjes in aanspoelsel. Ook soms nog in aanpoelsel van het Waddengebied.
Literatuur
Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W.
Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse
Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion
Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
z
Auteurs
(De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling,
Daan et al, 2013 -Ecologische atlas- 2013)
[HR feb. 2014]
Commentaar
Grafieken