|
|
Ovale venusschelp
Timoclea ovata
(Pennant, 1777)
Zoekbeeld
Mariene tweekleppige. Tot 20 mm. Vuilwit tot
lichtbruin, soms vanuit de top stralende donkerbruine kleurbanden of/en
vlekken nabij de top. Opperhuid lichtbruin. Binnenzijde wit. Met een 50-tal vrij vlakke, vanuit
de top stralende radiaire ribben die zich vaak naar de onderrand splitsen, doorsneden door iets zwakkere
concentrische groeven. Zijranden en onderrand fijn gecreneleerd.
Mantelbocht relatief kort. Dier met korte, deels
samengegroeide sifonen, die bijna gelijk in lengte zijn maar verschillend in dikte. Noordzee, verder van de kust. Op het strand meestal fossiel.
Te verwarren met
met jonge kokkels en hartschelpsoorten.
Kenmerken
Afmetingen:
L. tot 20 mm, H. tot 18 mm.
Schelpkleur: Vuilwit tot
lichtbruin, soms vanuit de top stralende donkerbruine kleurbanden of/en
vlekken nabij de top. Opperhuid lichtbruin. Binnenzijde wit.
Schelpvorm: Tamelijk dunwandig. Top iets voor het midden.
Sculptuur: Een 50-tal vrij vlakke, vanuit
de top stralende radiaire ribben. Met name aan de achterzijde en in
mindere mate aan de voorzijde worden deze doorsneden door iets zwakkere
concentrische groeven, waardoor de ribben lijken te bestaan uit rijen
knobbeltjes. De radiaire ribben splitsen zich vaak naar de onderrand
toe. Zowel de beide zijranden als de onderrand zijn fijn gecreneleerd.
Slot: Heterodont.
Binnenzijde schelp: Mantelbocht relatief kort.
Dier: Sifonen kort, deels
samengegroeid, behalve aan de uiteinden. Bijna gelijk in lengte, echter
aanzienlijk verschillend in dikte. Instroomsifo ovaalrond, ruim 3 x
dikker en breder dan de uitstroomsifo. Aan de uiteinden
tentakelkransjes. Lichaamskleur: crème of geelwit.
Habitat en ecologie
De soort
leeft ondiep ingegraven in zand, slib, schelpengruis
en
grindbodems en komt voor van het sublitoraal tot 200 m diepte. De
dieren zeven
met hun kieuwen voedseldeeltjes uit het bodemwater. De dieren
zijn van gescheiden geslacht. Dieren uit
noordelijke
wateren worden aanzienlijk groter dan in het zuidelijke deel van
het
verspreidingsgebied.
Areaal en verspreiding
Van
Noord-Noorwegen tot Angola, de Kaapverdische
Eilanden en
de Azoren. Ook in de Middellandse Zee en Zwarte Zee. In de Nederlandse
Noordzee
voornamelijk in het meest westelijke deel van het
NCP, bij de
Klaverbank. Eveneens
bekend uit het
gebied ten
noordwesten van Texel, dichter bij de kust.
Op het strand: Vers voornamelijk aangevoerd met drijvende voorwerpen. Verder regelmatig als fossiele schelp.
Literatuur
Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R.
Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische
atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en
Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
Auteurs
(De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling, Daan et al, 2013
-Ecologische atlas- 2013)
[HR feb. 2014; IvL mrt 2014]
Commentaar
Grafieken