|
|
Grote parelmoerneut
Nucula sulcata
(Bronn, 1831)
Zoekbeeld
Mariene tweekleppige. Tot 19 mm. Grijswit, met een matte olijfgroene
opperhuid (periostracum) met soms oranje vegen en vlekken. Groter dan de
voorgaande soorten, met aan de buitenzijde vage tot duidelijke radiaire
ribben. Deze
kruisen de concentrische groeilijnen waardoor het oppervlak een fijne
ruitsculptuur krijgt.
Slot taxodont. Onderrand met karteltjes (gecreneleerd). Dier zonder
sifonen, de voet is cilindrisch, aan
het uiteinde afgeplat. Noordzee, ver van de kust. Fossiel bekend van
het strand (Waddeneilanden).
Te verwarren met
Andere parelmoerneuten, zoals Nucula nucleus en N. nitidosa.
Kenmerken
Afmetingen:
L. 19 mm, H. 17 mm.
Schelpkleur: grijswit, met een matte olijfgroene opperhuid (periostracum) met soms oranje vegen en vlekken.
Schelpvorm: Groter dan de voorgaande soorten.
Sculptuur: De radiaire ribben aan de buitenkant zijn fijn, maar wel duidelijk, ze kruisen de concentrische groeilijnen waardoor het oppervlak een fijne ruitsculptuur krijgt
Slot: taxodont, met voor de top 22/29 en achter de top 12/14 tanden.
Binnenzijde schelp: Onderrand met karteltjes (gecreneleerd).
Dier: Bij parelmoerneuten ontbreken de sifonen en is de voet cilindrisch, aan het uiteinde afgeplat, gespleten en ingekeept. Lichaamskleur: mantelrand en voet grijswit.
Habitat en ecologie
De ‘Grote parelmoerneut’ leeft
in
modderbodems of zand met schelpfragmenten en een hoog slibgehalte,
meestal op
grotere diepten, tussen 40-200 m. Parelmoerneuten ploegen met hun voet
relatief snel
door het zand en verzamelen hun voedsel met behulp van verbrede
mondlappen.
Opvallend is dat diverse soorten parelmoerneuten geruime tijd
onder
zuurstofarme of -loze condities kunnen leven. De dieren
zijn van gescheiden geslacht. In het algemeen worden parelmoerneuten
meerdere
jaren oud en groeien ze traag. Ze zijn pas geslachtsrijp na 1-2 jaar. Broedval en vestiging
(settlement)
vindt meestal al na enkele dagen plaats in de nabijheid van de
ouderdieren.
Leeftijd: De dieren kunnen meerdere jaren oud worden.
Areaal en verspreiding
Vanaf het
Arctisch Gebied, IJsland en Noorwegen langs
de
Atlantische kust van Groot-Brittannië tot West-Afrika (Marokko tot Angola).
Ook in de
Middellandse Zee. Grotendeels of geheel ontbrekend in Het Kanaal en
grote delen
van de Noordzee, de soort heeft een meer noordelijk verspreidingsgebied.
Er is materiaal bekend van
de Noordzeevisserij op het NCP (Markhamshole).
Op het strand: bekend van de Waddeneilanden,
echter alleen
als fossiel.
Literatuur
Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R.
Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische
atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en
Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
Auteurs
De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling, Daan et al, 2013
-Ecologische atlas- 2013)
[HR feb. 2014; IvL mrt 2014]
Commentaar
Grafieken