Search
Search

Soorten

Geribd zeeklitschelpje

Montacuta substriata

(Montagu, 1808)

Geribd zeeklitschelpje


Zoekbeeld

Mariene tweekleppige. Tot 3 mm. Witachtig doorschijnend. Opperhuid transparant of vaag geelbruin, schelpjes vaak met roestbruine aanslag van zee-egels. Dun en breekbaar. Onderrand in het midden vaak wat ingedrukt. Vage tot duidelijke, vanuit de top stralende radiale ribjes en vage concentrische lijnen. In iedere klep één laterale tand, geen mantelbocht. Korte uitstroomsifo. Voet groot en krachtig, gebruikt om mee te kruipen. Leeft o.a. met byssusdraden vastgehecht aan stekels van meerdere zeeklit- en zee-egelsoorten. Noordzee, dieper water.

Te verwarren met

Tweetandschelpje Kurtiella bidentata en Acheef bultschelpje Altenaeum dawsoni.

Kenmerken

Afmetingen: L. tot 3 mm, H. tot 2,5 mm.
Schelpkleur: Witachtig doorschijnend, spierindruksels soms aan de buitenkant zichtbaar. Opperhuid transparant of vaag geelbruin, schelpjes vaak bedekt met roestbruine aanslag, afkomstig van de zee-egels waarop de dieren leven.
Schelpvorm: Dun en breekbaar schelpje. Scheef-ovaal, de umbo ligt duidelijk achter het midden. Onderrand in het midden vaak wat ingedrukt.
Sculptuur: Van vage tot duidelijke, vanuit de top stralende radiale ribjes en vage concentrische lijnen.
Slot: Geen cardinale tanden; in iedere klep één laterale tand. 2 spierindruksels, geen mantelbocht.

Dier: Mantelranden met korte franjevormige aanhangsels en een zeer korte uitstroomsifo. Voet groot en krachtig, gebruikt om mee te kruipen. Vanuit de inbochting in de onderrand van de schelp komt tevens een byssus, waarmee het dier draden afscheidt waarmee het zich vastspint. Lichaamskleur voet en manteldelen wit.


Habitat en ecologie

De soort leeft doorgaans in vrij grofzandige bodems, met byssusdraden vastgehecht op de anale stekels van in de bodem ingegraven levende zee-egels als de Purperen zeeklit Spatangus purpureus en de Gele hartegel Echinocardium flavescens. Er bestaan ook meldingen van exemplaren die aangetroffen zijn op de Gewone zeeklit Echinocardium cordatum, maar niet uit Nederlandse wateren. De dieren leven als commensaal van de faeces van hun gastheer en verder van detritus.

Areaal en verspreiding

Van Noord-Noorwegen en IJsland tot in de Middellandse Zee, op diepten tussen 3 en 600 m. Ook bekend uit de maag van de Purperen zeeklit, gevangen in  het gebied ten westen van Texel. Ook van de Doggersbank gemeld, maar buiten het Nederlandse deel.

Op het strand: Er zijn meerdere vondsten van losse oudere, maar ook schijnbaar niet fossiele schelpjes bekend, o.a. uit Zeeland en de Waddeneilanden.


Literatuur

Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.

Code


Auteurs

(De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling, Daan et al, 2013 -Ecologische atlas- 2013)
[HR feb. 2014; IvL mrt 204]



Categorieën:

Tweekleppigen

Commentaar

Geribd zeeklitschelpje

Grafieken



Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top