|
|
Driehoekige astarte
Astarte montagui
(Dillwyn, 1817)
Zoekbeeld
Mariene tweekleppige. Tot 16 mm. Geelwit met geelgroene tot roestbruine,
gestippelde opperhuid. Stevige min of meer driehoekige schelp. De
sculptuur bestaat uit tot 50 dicht tegen elkaar gelegen concentrische
ribben.
Slot heterodont, vrij grof en groot. Onderrand niet gecreneleerd. Geen
mantelbocht. Noordzee, grote afstand van de kust. Vooral op en rond de Doggersbank. Uiterst zelden
vers op het strand.
Te verwarren met
Juvenielen van andere Astarte-soorten.
Kenmerken
Afmetingen:
L. tot 15 mm, H. tot 16 mm.
Schelpkleur: Geelwit, bedekt door een resistente, geelgroene tot roestbruine opperhuid, die bij vergroting een gestippelde structuur blijkt te hebben.
Schelpvorm: Zeer stevige min of meer driehoekige schelp, waarvan de top iets naar voren is gebogen.
Sculptuur: De sculptuur bestaat uit talloze (tot 50) dicht tegen elkaar gelegen concentrische ribben.
Slot: Heterodont; rechterklep met 1, linkerklep met 2 cardinale tanden. In beide kleppen 1 (echte) laterale tand.
Binnenzijde schelp: De onderkant van de schelp is aan de binnenkant niet gecreneleerd. 2 duidelijke, gelijke spierindruksels, geen mantelbocht.
Dier: Sifonen zeer kort, bezet met papillen. Korte, afgeronde, sterke voet. Lichaamskleur bleekgeel, soms meer groenig.
Habitat en ecologie
In zand of fijn grind, van ca. 10 m tot ruim 450
m diep. Vaak
leven de dieren op de bodem, of slechts ten dele ingegraven, met
het merendeel
van de schelp boven de bodem. Dit maakt de soort kwetsbaar en
is tevens de
reden waarom nog levende exemplaren deels begroeid kunnen zijn
met sponzen,
kokerwormen en andere begroeiing. Op de Doggersbank in middelfijn zand met een maximale dichtheid op de afzonderlijke
vindplaatsen
van enige tientallen exemplaren per m2. Het zijn
filteraars.
De dieren
zijn protandrisch hermafrodiet en wisselen tijdens hun leven van
geslacht. De larven hebben geen, of slechts een uiterst
kort
planktonisch larvenstadium, zodat nieuwe generaties zich niet ver van
de
ouderpopulatie vestigen. Dit maakt de populaties kwetsbaar voor verstoring
en visserij.
Areaal en verspreiding
Arctisch en
Boreale Gebied en het noordelijke deel van
de Atlantische
Oceaan. De Golf van Biskaje wordt genoemd als het zuidelijkste
deel van het
areaal. In de Nederlandse sector van de Noordzee vooral levend
gevonden op
de Doggersbank. De soort is ook bekend van andere locaties
uit het
offshore-gebied en aanwezig in meerdere Noordzeevisserij-collecties,
echter in de
meeste gevallen zonder concrete coördinaten.
Op het strand: Enkele
malen zijn schijnbaar vers aangespoelde exemplaren gevonden. In
Zeeland, met
name rond Domburg, spoelen regelmatig fossiele
schelpen aan.
Literatuur
Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R.
Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische
atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en
Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
Auteurs
(De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling, Daan et al.
-Ecologische atlas- 2013)
[HR feb. 2014]
Commentaar
Grafieken