|
|
Gewone Europese achtarm
Octopus vulgaris
Cuvier, 1797
Zoekbeeld
Achtarmige inktvis.
Mariene soort. Mantellengte 25 cm, hele dier 100 cm. Lichaamskleur
variabel: geelbruin, roodbruin, paars, gevlekt, gestreept. Onderzijde
vaak lichter. Het dier kan
flitsend van kleur veranderen. Relatief grote ogen, huid gebobbeld,
wrattig. Om
de bek acht even lange vangarmen, tot drie keer langer dan de
mantellengte. Op de vangarmen twee rijen
zuignappen. Geen in- of uitwendige schelp. Eieren in lange strengen,
vastgemaakt
onder stenen of in holen. Lange tijd werd de soort beschouwd als
verdwenen uit de Nederlandse wateren, maar de laatste jaren zijn weer
weer enkele
waarnemingen gedaan, waaronder relatief dicht bij de kust.
Te verwarren met
Kenmerken
Afmetingen: Dorsale mantellengte 25 cm, hele dier 100 cm.
Lichaamskleur:
Variabel. Geelbruin, roodbruin, paars, gevlekt, gestreept. Onderzijde vaak lichter. De dieren kunnen net als de andere intvissen flitsend en snel van kleur verandren door de chromatoforen in de huid te vergroten of verkleinen.
Lichaamsvorm: De
mantel is buidelvormig en op de rug met de kop vergroeid. De ogen zijn relatief groot, het dier heeft een gebobbelde, wrattige huid.
Armen: Om
de bek heen staan acht even lange vangarmen, die tot drie keer langer
kunnen worden dan de mantellengte. Op de vangarmen staan twee rijen
zuignappen.
Schelp: Er is bij achtarmen geen inwendig rugschild aanwezig (en ook geen uitwendige schelp zoals bij de Tropische Nautilus-soorten).
Eieren: De eieren zijn klein, tot ca. 2 mm en worden gelegd in lange strengen,
die elk meer dan 100.000 eieren kunnen bevatten. Deze strengen worden
aan het dak van een holletje vastgemaakt.
Habitat en ecologie
Kustbewoner die vooral op de bodem leeft. Vooral te
vinden langs kusten met rotspartijen en holten waarin
de dieren zich kunnen
terugtrekken. Vanaf de waterlijn tot 100 m diep.
Gewone achtarmen vallen
vanuit hun hol de prooi aan. Duikers herkennen de
holen aan de markering
door restanten van de maaltijd, die vooral uit krabben
en soms ook andere
kreeftachtigen bestaat. De dieren zijn
van gescheiden geslacht.
De zaadpakjes (spermatoforen) worden, net als bij de andere inktvissen, door het mannetje met een speciale arm, (hectocotylus genoemd) overgebracht in de mantelholte van het vrouwtje. Bij Octopus-soorten breekt deze arm meestal af in de mantelholte. De later door het vrouwtje gelegde eieren zijn klein, tot ca. 2 mm en worden gelegd in
lange strengen, die elk
meer dan 100.000 eieren kunnen bevatten. Deze strengen
worden aan het dak
van een holletje of onder overhangende stenen of soms aan de bodem vastgemaakt. Het vrouwtje bewaakt
en verzorgt de eieren tot deze zo’n twee maanden na
het leggen uitkomen. De
eerste twee maanden van hun leven brengen jonge
achtarmen vrij zwemmend
in het plankton door, voordat ze aan hun twee- tot
driejarige leven bij de zeebodem
beginnen. De verzorging van de eieren vraagt zoveel
energie van de vrouwtjes,
dat ze daarna meestal sterven.
Areaal en verspreiding
In Europa vanaf Het Kanaal en de Ierse kust zuidwaarts
tot in de Middellandse Zee. Op het NCP heeft vroeger zeker een
populatie geleefd,
gezien de monsters van vooral voor 1940, die in de
verzameling van Naturalis
zijn opgenomen. Het laatste monster in de collectie
stamt uit 1963. Deze
dieren zijn vrijwel allemaal op en om de Haaks en de
Terschellinger Bank gevangen.
Waarschijnlijk is de intensivering van de
boomkorvisserij en het wegvissen
van stenen deze populatie fataal geworden. In hoeverre aangespoelde dieren bekend zijn is niet duidelijk. Een exemplaar
gemeld van Texel op
16 april 2001 in een fuik op het wad bij De Cocksdorp
bleek bij nadere beschouwing een Kleine achtarm Eledone cirrhosa. Lange tijd werd de soort beschouwd als verdwenen uit de Nederlandse wateren, maar de laatste jaren zijn weer weer enkele
waarnemingen gedaan, steeds relatief dicht bij de kust.
Literatuur
Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W.
Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse
Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion
Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
Auteurs
(De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling,
Daan et al, 2013 -Ecologische atlas- 2013)
[HR feb. 2014; IvL feb 2014]
Commentaar
Grafieken