|
|
Ovale strandschelp
Spisula elliptica
(Brown, 1827)
Zoekbeeld
Mariene tweekleppige. Tot 30 mm. Crèmewit met een bruingele opperhuid. Gelijkmatig ovale vorm, top vrijwel in het midden. De buitenkant is glad met alleen groeilijnen. Afgeplat gedeelte aan beide kanten van de top in tegenstelling tot de andere Spisula-soorten niet waaiervormig gegroefd. Slotband grotendeels inwendig, in driehoekige ligamentholte. Noordzee, verder van de kust. Spoelt zelden vers of levend aan. Oude kleppen algemeen in strandmateriaal, meestal verkleurd met meerdere donkere banden op een grijswitte ondergrond.
Te verwarren met
Halfgeknotte strandschelp Spisula subtruncata en Stevige strandschelp Spisula solida. Beide hebben waaiervormige groeven op de afgeplatte gedeelten aan weerszijden van de top.
Kenmerken
Afmetingen: 20 x 30 mm.
Schelpkleur: Crèmewit met een bruingele opperhuid.
Schelpvorm: vrij stevig. Gelijkmatig ovale vorm, met de top vrijwel in het midden.
Sculptuur: De buitenkant is glad met alleen groeilijnen. Het afgeplatte gedeelte aan beide kanten van de top is in tegenstelling tot de beide andere Spisula-soorten, niet waaiervormig gegroefd.
Slot: Heterodont slot. Linkerklep met 2, rechterklep met 4 laterale tanden. In beide kleppen 2 cardinale tanden. Slotband grotendeels inwendig, in driehoekige ligamentholte.
Binnenzijde schelp: Mantelbocht dieper dan bij de beide andere Spisula-soorten.
Overig: Strandmateriaal meestal verkleurd, met meerdere donkere banden op een grijswitte ondergrond.
Habitat en ecologie
Ingegraven in zowel slibrijke, fijnzandige als grofzandige bodems, op diepten vanaf ca. 15 m tot ruim 100 m. Leeft wat verder van de kust verwijderd en is in tegenstelling tot de Halfgeknotte strandschelp alleen in het gebied beneden de 20 m plaatselijk algemeen. Het zijn filteraars, het voedsel bestaat uit fytoplankton, algen en diatomeeën die met de kieuwen worden gezeefd uit het water dat met de sifonen wordt aangezogen.
De dieren zijn vangescheiden geslacht. Voortplanting vermoedelijk in het najaar. Leeftijd: ten minste 5 jaar.
Areaal en verspreiding
Boreale soort: vanaf de Barendszee en IJsland tot Het Kanaal en de Franse westkust. Daarnaast incidenteel gemeld tot Gibraltar. Niet in de Middellandse Zee. In de Noordzee in wat dieper water van het grofzandige gebied ten westen van Zeeland, tot in het noorden rond de slibrijke zuidelijke Oestergronden. De dichtheden zijn nergens hoog. In de jaren 60 in de Voordelta algemeen. Tegenwoordig schaars nabij de kust.
Op het strand: Op de kust spoelen slechts bij hoge uitzondering levende dieren of doubletten aan. Alleen bij zandopspuitingen komt vaak nog levend materiaal naar het strand, zodat in de perioden daarna soms levende of verse doubletten kunnen aanspoelen. Verse kleppen en doubletten worden zo nu en dan aangevoerd gevonden in poliepenbosjes. Oude losse kleppen zijn erg algemeen in schelpenbanken, vooral op de Waddeneilanden.
Literatuur
- Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
-
Code
Auteurs
- (De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling, Daan et al. -Ecologische atlas mariene weekdieren - 2013)
- [B. Oonk, jan. 2014; IvL feb. 2014]
Commentaar
Grafieken