|
|
Haringgraat
Halecium halecinum
(Linnaeus, 1758)
Zoekbeeld
Hydropoliep. Mariene soort. Vormt tot 25 cm of hogere kolonies, betaande uit tot 25 cm lange, stijve, veervormig vertakte, geelwitte tot oranjebruine stelen. Daarop staan afwisselend geplaatst, rechte
zijtakken die in één vlak
staan. Dit patroon zet zich ook op de zijtakken voort. Ook de trompetvormige
kraagjes van de poliepen aan de uiteinden zijn om en om geplaatst.
Te verwarren met
De soort
kan geen verwarring met andere soorten opleveren, maar is wel
gemakkelijk over het hoofd te zien.
Kenmerken
Afmetingen: Kolonies kunnen enkele tientallen cm worden. De hoofdstelen kunnen tot ca 25 cm. worden.
Kleur: Stelen geelwit, groengeel tot oranjebruin.
Vorm: De hoofdstelen hebben afwisselend geplaatste, rechte
zijtakken, waarbij de zijtakken in één vlak
staan. (Vandaar de naam Haringgraat). Ook op de vertakkingen zijn de zijtakken afwisselend geplaatst, evenals de beker- of trompetvormige kraagjes van de poliepen aan de uiteinden.
Habitat en ecologie
Op hard substraat als stenen en schelpen, maar ook op zachter substraat als sponzen en andere hydroïdpoliepen. Van de
laagwaterlijn tot ongeveer 1000 m. Vooral op plaatsen met een
sterke stroming. De takken staan loodrecht op de stroming, zodat het voedsel zo
effectief mogelijk uit het water kan worden gefilterd. Het voedsel bestaat uit plankton. De soort heeft geen kwalstasium (medusen-stadium) maar plant zich voor door het afscheiden van planula-larven.
Areaal en verspreiding
Atlantische Oceaan van Noord-Noorwegen tot Zuid-Afrika. Oostkust van Amerika van de
poolzee tot Cape Hatteras, westkust vanaf British Columbia tot Californië.
Literatuur
Vervoort, W.,
1946. Fauna van Nederland. Afl. XIV. Hydrozoa (CI) A. Hydropolypen. 1-336. In:
Fauna van Nederland, Red.: L. F. de Beaufort, P.N. van Kampen, E.D. van Oort,
H.C. Redeke & W. Roepke. Uitgeverij: A.W. Sijthoff, Leiden.
Code
Auteurs
Niels Schrieken
IvL [jan. 2014]
Commentaar
Grafieken