|
|
Diklipharder
Chelon labrosus
(Risso, 1827)
Zoekbeeld
Diklipharders zijn grote, stevige, vrij zwemmende vissen die meestal in groepsverband te vinden zijn. Zeevis. 50-60 cm (tot 70 cm). Grote, stevige
torpedovormige vis, met een blauwgroene rug en bijna zilverachtige witte
flanken en buik. Stevige dikke lippen. Huid met grote schubben die op
afstand op lengtestrepen lijken. Eerste rugvin met
vier harde vinstralen, tweede rugvin en de anaalvorm hoekig van
vorm. De staart is gevorkt. Harder zwemmen vaak
in groepsverband, o.a. veel bij pontons en wrakken.
Te verwarren met
Dunlipharder. Moeilijk uit elkaar te houden. Dit komt omdat de meeste kenmerken alleen bij nadere bestudering te zien zijn. Verschillen:
Dunlipharders hebben minder volle lippen. Bij de Diklipharder zijn soms gouden vlekjes op de kieuwdeksel te zien, bij de Dunlipharder niet, die heeft een zwarte vlek aan de basis van de borstvinnen. Deze borstvinnen zijn tevens korter dan bij de Diklipharder.
In en rond de Waddenzee leeft ook nog de Goudharder. Deze heeft grote goudkleurige vlekken op de kieuwdeksels en langere borstvinnen.
Kenmerken
Afmetingen: Tot 75 centimeter lang, meestal kleiner.
Kleur: Zilverglanzend met een blauwgroene rug met donkere lengtestrepen en bijna zilverachtige witte
flanken en buik.
Vorm: Het lichaam is stevig en slank
torpedovormig, De Diklipharder heeft, zoals de naam al doet vermoeden,
stevige dikke lippen. De huid is bezet met grote schubben die op
afstand op lengtestrepen lijken.
Vinnen: De eerste rugvin is karakteristiek met
vier harde vinstralen, de tweede rugvin en de anaalvorm zijn hoekig van
vorm. De staart is gevorkt.
Habitat en ecologie
Harders zwemmen meestal
in groepsverband en worden vooral bij pontons en wrakken gesignaleerd. Ook de Zeelandbrug is een goede plek om te te zien. Ze kunnen ook dicht bij oevers worden waargenomen, waar ze algen af wieren grazen. De dieren eten voornamelijk plantaardig voedsel en de zeer kleine diertjes die daartussen zitten. Volwassen dieren eten ook schelpdieren.
Op zachte slikbodems zijn vaak kenmerkende strepen te zien, alsof ze zijn getrokken door twee naast elkaar gehouden vingertoppen. Deze sporen zijn van de lippen van grazende Diklipharders.
Areaal en verspreiding
Noordoostelijke Atlantische Oceaan, Middellandse Zee Zwarte Zee. Meestal in ondiepe kustwateren en riviermonden.
Literatuur
Nijssen, H., 2010.
Zeevissen. KNNV-Veldgids nr. 14. Utrecht, Stichting Uitgeverij KNNV. 160 pp.
Nijssen, H. & S. J. de Groot, 1987. De vissen van Nederland. Uitg. KNNV,
Utrecht. nr. 42. 224 pp.
Redeke, H.C., 1941. Fauna van Nederland. Afl. X: Pisces (Cyclostomi-Euichthyes)
(Ti-Tii). 1-331. Sijthoff, Leiden.
Zoetemeyer, R.B., 2010. Overzicht van de Nederlandse zeevissen. Uitg.
Sportvisserij Nederland, Bilthoven. 212 pp.
Code
Auteurs
Wijnand Vlierhuis (2013)
[IvL feb. 2014]
Categorieën:
Soorten,
Vissen
Commentaar
Grafieken