|
|
Noordkromp
Arctica islandica
(Linnaeus, 1767)
Zoekbeeld
Mariene
tweekleppige. Tot 125 mm. Kalkwit,
opperhuid bruin, zwart, schilferig. Dikschalig en bol. Bijna rond. De
top is duidelijk omgebogen. Buitenkant glad, alleen
groeilijnen. Slot heterodont, fors en opvallend. Vrij stevige uitwendige
slotband.
Binnenzijde met twee spierindruksels, in de mantellijn zit geen
mantelbocht. Wordt honderden jaren oud. Noordzee, op grotere afstand tot
de kust. Spoelt nu en dan aan, met name op de Noordelijke
Waddeneilanden (losse kleppen).
Kenmerken
Afmetingen: 125 x 110 mm.
Schelpkleur: Kalkwit met een bruine tot zwarte schilferige opperhuid.
Schelpvorm: Zeer dikschalig en bol. Bijna rond. De top is duidelijk naar voren omgebogen.
Sculptuur: De buitenkant is glad met alleen onregelmatige groeilijnen.
Slot: Heterodont; fors en opvallend, met in beide kleppen drie cardinale tanden en twee laterale. De middelste cardinale tand kan gesplitst zijn. Uitwendige slotband.
Binnenzijde schelp: 2 spierindruksels, In de mantellijn geen mantelbocht.
Habitat en ecologie
Ondiep ingegraven in de bodem, soms ook los op de bodem liggend. De soort komt voor vanaf enkele meters benedende laagwaterlijn (vanaf ca. 10 m in de Oostzee) tot diepten van 500 m, in uiteenlopende soorten sediment, van steengruis tot klei. Het meest algemeen in slib en fijn zand. Op het NCP vooral op diepten tussen 30 en 50 m. Ze kunnen zich met hun stevige gespierde voet ingraven, maar dit gaat traag. Gevonden bij temperaturen van 0 tot ongeveer 16° Celsius. Het zijn filteraars die voedseldeeltjes (algen) uit het bodemwater zeven. Een (deels) ingegraven Noordkromp onderhoudt contact met het bovenstaande water via de korte sifonen. Dieren van gescheiden geslacht. De soort gaat pas na vele jaren over tot voortplanting, bij een leeftijd van 6 tot 13 jaar. De dieren kunnen zeer oud worden. In de Noordzee zijn exemplaren gevonden van zo’n 167 jaar oud, maar bij IJsland zijn vondsten gedaan van dieren die ruim 400 jaar oud waren, waarmee dit de langst levende diersoort op aarde is (!).
Areaal en verspreiding
Oostelijke Atlantisch gebied, van IJsland en Noord-Noorwegen tot Portugal, de Noordzee, Oostzee en Witte Zee. Ook aan de westkantvan de Atlantische Oceaan van New Foundland tot Cape Hatteras. In de Oostzee in water met een verminderd zoutgehalte. In Nederlandse wateren leeft de Noordkromp voornamelijk in het gebied rond de Oestergronden, met onder meer populaties op het Friese Front. Ook op de Doggersbank leven populaties. In vergelijking met sommige gebieden buiten het NCP, zoals IJsland, de Oostzee en de noordelijke Noordzee (Fladen Grounds), is de gemiddelde dichtheid op het NCP laag. De hoogste dichtheden in de Nederlandse wateren zijn gevonden bij de
Doggersbank, de Centrale Oestergronden en net ten oosten daarvan (tot 35
exx per 100 m2).
Op het strand: Losse kleppen en (zelden) doubletten spoelen vooral aan op de Noordelijke Waddeneilanden (Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog). Doubletten spoelen weinig aan, levende dieren uiterst zelden. In Zeeland fossiel.
Nadere informatie
Literatuur
- Bruyne, R.H. de, S.J. van
Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het
Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren
(Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
Auteurs
(De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling, Daan
et al. -Ecologische atlas mariene weekdieren - 2013)
[B. Oonk, jan. 2014; IvL feb. 2014]
Commentaar
Grafieken