|
|
Verdikte fuikhoren
Nassarius incrassatus
(Strøm, 1768)
Zoekbeeld
Mariene huisjesslak. Tot 14 mm. Geelwit, oranje, roze, bruin, mondrand vaak wit, ribben lichter of
met donkerbruine vlekken of kleurbanden. Onder in het
vaak witte sifokanaal zit steeds een donkerbruine tot zwarte vlek. Dikschalig, met 7-8 vrij bolle windingen. Mondlip
sterk verdikt. Traliewerksculptuur, waarvan de dwarsribben overheersen. Eelt uit de mond bedekt zowel de spil- als de
tegenoverliggende zijde. In de mond aan beide
zijden knobbels. Operculum peervormig, bruinachtig. Leeft ver van de kust. Soms in visserijmateriaal en aangevoerd. Zelden fossiel.
Kenmerken
Afmetingen: 14 x 6 mm.
Schelpkleur: Variabel: min of meer egaal geelwit, oranje, rozerood of
donkerbruin, met meestal wel een witte mondrand en lichtere ribben of
met donkerbruine vlekken, lijnen of kleurbanden. Top soms opvallend
paarslila. Sifokanaal en verdikte mondrand meestal wit. Onder in het
sifokanaal zit steeds een donkerbruine tot zwarte vlek.
Schelpvorm: Dikschalige horen met 7-8 vrij bolle windingen. Top vrij spits, vaak violet van kleur. Mond ovaal, uitlopend in een kort sifokanaal, mondlip sterk verdikt. Naast de mond eelt, dat zowel de spilzijde als de tegenoverliggende zijde bedekt. In de mondopening zitten aan beide zijden duidelijke knobbels. Operculum breed omgekeerd peervormig, bruinachtig.
Sculptuur: Oppervlak met een traliewerksculptuur,waarbij de dwarsribben overheersen en altijd breder zijn dan de tussenliggende ruimten.
Habitat en ecologie
Langs rotskusten en tussen stenen, schelpfragmenten en dergelijke, op bodems van grof zand, soms tussen wier. Vooral sublitoraal, maar in noordelijke streken tot diepten van 200 m.
Areaal en verspreiding
Noordzeekust van Groot-Brittannië tot in de Middellandse Zee. Leeft op diverse plaatsen in de Noordzee en is regelmatig aanwezig in visserijmateriaal. In het Nederlandse deel van de Noordzee echter weinig aangetroffen. Niet uit het nabije kustgebied bekend, al kan deze soort wel in het Deltagebied worden verwacht. Dit vooral gezien het pelagische larvenstadium en het feit dat in de Oosterschelde zeker geschikte biotopen aanwezig zijn.
Op het strand: Af en toe exemplaren op drijvende voorwerpen. Daarnaast ook te vinden in aangespoelde wulkeieren. Een enkele keer spoelen fossiele exemplaren aan, met name in Zeeland.
Literatuur
Bruyne, R.H. de, S.J. van
Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het
Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren
(Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
Auteurs
(De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling, Daan
et al. -Ecologische atlas mariene weekdieren - 2013)
[B. Oonk, jan. 2014; IvL feb. 2014]
Commentaar
Grafieken