|
|
Zeggekorfslak
Vertigo moulinsiana
(Dupuy,1849)
Zoekbeeld
Terrestrische (Land-) huisjesslak. Tot 3 mm. Bruingeel tot roodbruin. Huisje (horentje) tonvormig, met 4-5 vrijwel gladde windingen. In de mondopening tot 5
tandplooien. Het horentje is rechtsgewonden (sommige andere korfslakken zijn linksgewonden). Leeft in moerasgebieden, in oeverzones en broekbossen met een dichtbegroeide tot ijle ondergroei van o.a. Zeggenplanten, zoals de Moeraszegge Carex acutiformis. Europees beschermde soort (Habitatrichtlijn).
Te verwarren met
Andere Nederlandse rechtsgewonden korfslakken met tandplooien in de mondopening, te weten: Vertigo substriata, V. pygmaea, V. antivertigo.
Kenmerken
Afmetingen: 3 x 1,6 mm
Schelpkleur: Bruinrood tot geelbruin.
Schelpvorm: Tonvormig horentje met tot vijf geleidelijk in grootte toenemende windingen. De mondrand is een weinig teruggeslagen/verdikt. In de mondopening zitten 4-5 tandvormige plooien. Het huisje is rechtsgewonden (sommige andere Nederlandse korfslakken, zoals de Nauwe korfslak Vertigo angustior zijn linksgewonden: daar zijn de windingen spiegelbeeldig gedraaid en zit als men de top boven houdt, de mondopening links).
Sculptuur: het oppervlak is glad, met alleen groeilijnen.
Overig: Maximale afmetingen tot 3 mm, daarmee de grootste Nederlandse soort korfslak.
Status: Kwetsbaar (Nederlandse rode lijst)
Habitat en ecologie
Landslak. De Zeggekorfslak leeft specifiek van algen en schimmels (roesten) die parasiteren op de bladeren van moerasplanten. De dieren worden aangetroffen in oeverzones,
moerassen en broekbossen met een dichtbegroeide tot ijle ondergroei van
Moeraszegge Carex acutiformis de primaire waardplant in Nederland. Daarnaast ook aangetroffen op de volgende vegetatievormende, secundaire
waardplanten: Pluimzegge Carex
paniculata, Liesgras Glyceria maxima, Riet Phragmites australis en
Oeverzegge Carex riparia. In genoemde vegetaties komen nog diverse
andere plantensoorten voor, zoals o.a. de Grote egelskop Sparganium
erectum en Bosbies Scirpus sylvaticus. Hoewel de Zeggekorfslak in
principe ook hierop aangetroffen kan worden, blijkt vrijwel steeds dat Moeraszegge (hoe ijl
ook) toch eveneens binnen deze vegetatie groeit.
De Zeggekorfslak is hermafrodiet en kan zich
ook zelf bevruchten. De top in de voortplanting ligt in de zomer. Er zijn dan veel
volwassen dieren. De eieren hebben minder dan twee weken nodig om uit te
komen. Grote aantallen juveniele dieren worden in de herfst
waargenomen. De grootte van de populatie kan in opeenvolgende jaren
aanzienlijk verschillen. De dieren komen als volwassen exemplaar de
winter door. In
Nederland vaak gevonden op plaatsen die continu door kwel worden
gevoed. Er wordt wel gesuggereerd dat kwel een rol
speelt bij het niet te ver laten dalen van de temperatuur in de winter.
Dit zou dan van belang zijn, omdat Nederland aan de noordkant van het
areaal ligt en de Zeggekorfslak te boek staat als warmteminnende soort. In hoeverre deze theorie klopt, is wordt overigens maar de vraag.
Areaal en verspreiding
Atlantisch-Zuid-Europees. De Zeggekorfslak komt in vrijwel
alle landen van de EU voor, maar het gaat steeds om kleine, zeer
plaatselijke populaties. Gevonden tot in de zuidelijkste delen, met o.a. waarnemingen van de Griekse eilanden. In het
noorden tot in het noorden van Polen,
Denemarken, het zuidelijkste deel van Zweden, Noord-Duitsland en
Noord-Nederland. In Groot-Brittannië liggen de noordelijkste
vindplaatsen ten zuiden van Liverpool. De heersende opvatting is dat de Zeggekorfslak
een mediterrane soort is, die tijdens warme perioden tussen de ijstijden
naar het noorden migreerde langs de oostelijke en westelijke zijde van
het Alpenmassief. Als gevolg van het kouder wordende klimaat tijdens het
Subatlanticum (700 v. Chr. tot 1100 n. Chr.) is het verspreidingsgebied
uiteengevallen in een aantal over Europa versnipperd gelegen
vindplaatsen, waar de soort zich tot op heden heeft kunnen handhaven. Vooral in Groot-Brittannië en Duitsland kunnen populaties zich over grote gebieden uitstrekken.
Voorkomen in Nederland: De meeste populaties in ons land omvatten slechts enkele tientallen, hooguit enkele
honderden vierkante meters. Op plaatsen waar de soort voorkomt, worden meestal wel meerdere exemplaren per vierkante meter tegelijk aangetroffen, maar de dichtheden zijn doorgaans laag. In Noord-, Midden- en Zuid-Limburg vooral bekend van de zijbeken van de Maas die onder invloed staan van grondwaterkwel. Daarnaast aangetroffen op meerdere plaatsen nabij het Leekstermeer (zowel Drente als Groningen). Ook hier gaat het om een kwelgebied, op de grens van pleistocene en holocene gronden. Verder is de Zeggekorfslak bekend van bronbossen in Overijssel en twee kwelrijke gebieden in Zuid-Holland. De recente waarnemingen komen voort uit een sterk vergrote aandacht voor de soort. Voor alle locaties in Nederland vanwaar de Zeggekorfslak nu bekend is, geldt dat het gaat om plaatsen met zeer specifieke milieu-omstandigheden: Elzenbroekbos met een ondergroei van grote zeggensoorten in beekdalen langs hogere gronden waarbij kwel optreedt, i.e. de zeldzame "Beekdal-Elzenbroek-associatie" (Carici elongatae-Alnetum). Soms wordt de soort buiten het bos aangetroffen in begroeiingen door grote zeggensoorten (veldjes van Moeraszegge). In het buitenland kunnen de omstandigheden overigens soms aanzienlijk minder specifiek zijn.
Code
Auteurs
Adriaan Gmelig Meyling (2013)
[IvL jan. 2014]
Commentaar
Grafieken