|
|
Verborgen vlokslak
Aeolidiella sanguinea
(Norman, 1877)
Oosterschelde, Westbout, 06-07-2016 (bron: Jan Deprez)
Zoekbeeld
Zeenaaktslak. Karakterisitiek zijn het ontbreken van spikkels op de rug. De rhinoforen hebben een stip op de punt. De voet niet breder dan de rug. Gekrulde cerata. Eisnoer als gladde, niet gekronkelde spiraal met insnoeringen, vaak afgezet op een vlakke ondergrond, oesters en stenen. De onafhankelijk eitjes zichtbaar in de snoer.
Te verwarren met
- Grote vlokslak, Aeolidia papillosa: De cerata zijn rond, van gelijke dikte, en vormen warrige rijen. Een volwassen dier is groter dan een volwassen kleine vlokslak. Als de slakken even groot zijn dan is deze soort slanker met relatief kortere papillen. De papillen zijn rond en in kammen gerangschikt. De afstand tussen de beide mondtentakels is net zo breed als de breedte van de basis van een mondtentakel. De voorrand van de voet is aan beide zijden spits uitgetrokken. De meeste dieren hebben een oranje waas op de rug.
- Kleine vlokslak, Aeolidiella glauca: Voet opvallend breder dan het lichaam. De lichaamskleur is transparant wit tot bleekgeel, met vooral op de rug en kop, maar in mindere mate ook op de rhinoforen, een duidelijke orange waas. De rhinoforen hebben een verstuiving op de punt. De eisnoeren worden aangetroffen van maart tot oktober, met een piek in jun-augustus. Ze bestaan uit een gladde, dunne, witte draad. Deze wordt afgezet in de vorm van een niet gekronkelde, linksdraaiende spiraal met tot 6 windingen. Hier en daar zitten insnoeringen. Als substraat dient meestal een vlakke harde ondergrond, zoals oesters.
- Gekraagde vlokslak, Aeolidiella alderi: De eerste rij cerata achter de kop zijn licht gekleurd t.o.v. de overige cerata.
- Gekrulde vlokslak, Aeolidia filomenae: Op de kop staat een Y-vormige tekening. De cerata zijn afgeplat en breder aan de basis. De cerata staan in duidelijke rijen.
Kenmerken
Afmetingen: tot 46 mm.
Kleur: Karakterisitiek is het ontbreken van spikkels op de rug.
De rhinoforen hebben een stip op de punt.
Vorm: De voet is niet breder dan de
rug. Gekrulde cerata.
Eieren: Eisnoer als gladde, niet gekronkelde spiraal met
insnoeringen, vaak afgezet op een vlakke ondergrond, oesters en stenen.
De eitjes zijn zichtbaar in het snoer.
Habitat en ecologie
Picton & Morrow (1994) geven aan dat de soort zich voedt met zeeanemomen van het geslacht Sagartia, in het bijzonder Sagartia elegans. Er worden nog andere voedselsoorten genoemd, waaronder Diadumene - soorten.
Areaal en verspreiding
Er zijn meerdere waarnemingen bekend van exemplaren die in onze wateren gezien zijn (Zeeland).
Seizoenspatronen
Volwassen dieren met eieren zijn meestal van mei-oktober te vinden. De grootste aantallen treffen we in juli-augustus aan.
Literatuur
Code
Auteurs
(Niels Schrieken, aug 2018); [IvL okt 2018]
Commentaar
Grafieken