Search
Search

Soorten

Zeeduivel

Lophius piscatorius

Linnaeus, 1758

Zeeduivel
Zeeduivel - Lophius piscatorius. IJmuiden strand, 20 sep 2015 dood, defect. (Foto: Alie Postma)


Zoekbeeld

Mariene vissoort (zeevis). Zeer plompe, platte vis. Het lichaam lijkt voor het grootste deel te bestaan uit de kop met grote getande bek. Tot ca. 200 cm. Egaal bruingroen of gemarmerd patroon. Buik geelbruin, vinnen donkerder. Bek bovenstandig, mond even breed of breder dan de hele kop. Zeer veel naar achteren gebogen tanden. Geen schubben, wel staan hier en daar knobbelige stekels. Aan de flanken vlezige uitsteeksels. Twee rugvinnen: de achterste met een 'normaal' uiterlijk. Eerste rugvin vergroeid tot 6 losse vinstralen, waarvan de eerste twee direct boven de kop staan. De voorste heeft een vlezig aanhangsel om prooi te lokken ('vishengeltje'). Staartvin is afgerond. Borstvinnen groot en afgerond, buikvinnen kleiner. Borst en buikvinnen worden gebruikt om mee over de bodem te lopen. In de diepere Noordzee. Langs de kust zeldzaam, vooral jongen.

Te verwarren met

Wereldwijd zijn er meerdere soorten Zeeduivels (Monkfishes). In onze streken komt echter alleen Lophius piscatorius voor, zodat verwarring met andere soorten is uitgesloten.

Kenmerken

Afmetingen: Gemiddeld hoogstens een meter lang (maar kan in principe tot bijna 2 meter worden).
Kleur: De lichaamskleur varieert van min of meer egaal bruingroen, tot een meer gemarmerd patroon. De buikzijde is lichter geelbruin, de vinnen zijn vaak donkerder. De Zeeduivel kan zelf ter camouflage haar kleur aanpassen.
Vorm: Zeer plompe, platte vis met een lichaam dat voor een belangrijk deel uit de grote kop met grote getande bek lijkt te bestaan. Naar de staart toe versmalt het lichaam. De bek is bovenstandig, de mond is even breed of breder dan de hele kop, met in beide kaken zeer veel naar achteren gebogen tanden. Het lichaam heeft geen schubben. Wel staan hier en daar knobbelige stekels, met name op de kop. Aan de flanken hangen vele vlezige uitsteeksels.
Vinnen: Er zijn twee rugvinnen, waarvan de achterste een 'normaal' uiterlijk heeft. Deze staat helemaal achterop, bijna tegen de staart aan. De anaalvin aan de buikzijde staat er tegenover en is iets smaller. De staartvin is afgerond. De eerste rugvin heeft een totaal andere vorm en is vergroeid tot 6 losse vinstralen, waarvan de eerste en tweede direct boven de kop staan, voor de ogen. De voorste heeft een vlezig aanhangsel waarmee prooi wordt gelokt ('vishengeltje'). De derde vinstraal staat achter de ogen, de overige drie vinstralen staan in een rijtje ongeveer midden op de rug. De borstvinnen zijn zeer groot en afgerond, de buikvinnen kleiner. Borst en buikvinnen worden gebruikt om mee over de bodem te lopen.
Overig: Aantal vinstralen van de eerste rugvin: 2, 1 en 3, van de tweede rugvin 11-12 van de anaalvin 9-11.         

Habitat en ecologie

Zeeduivels leven gewoonlijk op diepten tussen 15 en ruim 1000 meter. Het zijn bodemvissen, die voorkomen op zandige en modderige bodems of tussen stenen. Ze zijn zeer goed in camouflage, waarbij de aanhangsels langs de zijlijn en het vermogen kleur te veranderen uitstekend dienst doen. De dieren liggen gewoonlijk deels ingegraven in de bodem te wachten op prooi. Door het 'hengeltje' op de kop heen en weer te bewegen worden prooidieren (meestal vissen) gelokt. De zeeduivel paait in april-juni ten noorden, westen en zuiden van de Britse eilanden, op een diepte van circa 400 meter. Geslachtsrijp vanaf 4 jaar (mannetjes) of 6 jaar (vrouwtjes) bij lengten van resp. 40 en 70 cm. Kan tot 24 jaar oud worden.

Areaal en verspreiding

Oost-Atlantische Oceaan vanaf IJsland en de Barentszzee, via de Oostzee, Noordzee, rondom de Britse eilanden en de Atlantische kusten van Frankrijk en het Iberisch schiereiland, tot de Golf van Guinea en in de Middellandse Zee. Leeft verder van de Nederlandse kust verwijderd in de diepere Noordzee. Langs de Nederlandse kust zeldzaam, voornamelijk nu en dan jonge exemplaren.

Literatuur

- Nijssen, H., 2010. Zeevissen. KNNV-Veldgids nr. 14. Utrecht, Stichting Uitgeverij KNNV. 160 pp.
- Nijssen, H. & S. J. de Groot, 1987. De vissen van Nederland. Uitg. KNNV, Utrecht. nr. 42. 224 pp.
- Redeke, H.C., 1941. Fauna van Nederland. Afl. X: Pisces (Cyclostomi-Euichthyes) (Ti-Tii). 1-331. Sijthoff, Leiden.

Code

126555

Auteurs

I. van lente & R.H. de Bruyne (juli 2018)


Categorieën:

Vissen

Commentaar

Zeeduivel

Grafieken

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top