|
|
Ansjovis
Engraulis encrasicolus
(Linnaeus, 1758)
Ansjovis - Engraulis encrasicolus (Afb. uit Gervais, 1877)
Zoekbeeld
Langgerekte, sardien-achtige vis. Snuit afgerond, korte onderkaak met onderstandige bek. Gemiddeld 16 cm (tot 21 cm). Zijkanten grijs, met zilverkleurige, horizontale streep. Rug blauwgroen. Bekspleet doorlopend tot achter de ogen. De staart is gevorkt. Eén rugvin. De schubben aan de voorkant van het buikdeel zijn wat sterker, maar vormen geen kiel. Ogen verhoudingsgewijs groot.
Te verwarren met
Lijkt op Haringachtigen als Sprot, Haring en Sardien. Verschilt door de kortere onderkaak ten opzichte van de bovenkaak, waardoor de snuit duidelijk naar voren uitsteekt. Verder reiken de kaken tot ver achter de ogen en zijn de buikvinnen vóór de de rugvinnen geplaatst.
Kenmerken
Afmetingen: Gemiddelde lengte 16 cm (maximaal 21 cm).
Kleur: De zijkanten zijn grijs, met een zilverkleurige, horizontale streep die bovenaan donkerder is. De rug is lichgroen tot blauwgroen.
Vorm: Slanke, langgerekte, sardien-achtige vis met een afgeronde snuit en een korte onderkaak met onderstandige bek. De bekspleet loopt door tot achter de ogen. De schubben aan de voorkant van het buikdeel zijn wat sterker, maar
vormen geen kiel. De ogen lijken verhoudingsgewijs vrij groot.
Vinnen: De staart is gevorkt. Er is één enkele rugvin.
Overig: Rugvin met 14-18 vinstralen; anaalvin met 16-20 vinstralen. Zijlijn met 44-50 schubben.
Habitat en ecologie
Ansjovis zwemt in grote scholen op diepten tot enkele tientallen meters. De dieren trekken vanaf april naar het noorden om zich voort te planten, bij voorkeur in brak water. Het is een euryhaliene soort, de dieren verdragen zoutgehalten tussen 41 en 50 promille. Ze paaien in het voorjaar en de zomer in brak water, waarbij ze tot ver de estuaria intrekken. Het voedsel bestaat uit dierlijk plankton, met name roeipootkreeftjes, maar ook algen. De ei-afzetting heeft plaats tussen april en november, met name in de warmste maanden. De bevruchte eieren komen uit na 24 tot 65 uur en verblijven pelagisch in de bovenste waterlagen. De vroegere Zuiderzee-visserij was van grote betekenis. De vis werd gezouten en in vaatjes gedaan, om daarin een jaar lang te 'rijpen'. (Een manier van inleggen die rond 1691 was uitgevonden door Jan Aaltsz. Brouwer, uit Harderwijk). In Bergen op Zoom wordt nog Ansjovis gevangen via de traditionele weervisserij.
Areaal en verspreiding
Atlantische Oceaan, vanaf Schotland en Noorwegen, via Skagerrak, Kattegat, Noordzee, de Atlantische kusten van Frankrijk en het Iberisch schiereiland, tot in de Middellandse Zee, Zwarte Zee. Ook in de Zee van Azov en de westelijke Indische Oceaan. De soort was zeer algemeen in de vroegere Zuiderzee. Na de afsluiting kwam de Ansjovis nog tot de zestiger jaren vrij algemeen voor in de Waddenzee. Tegenwoordig voornamelijk nog in de Zeeuwse stromen.
Literatuur
- Nijssen, H., 2010.
Zeevissen. KNNV-Veldgids nr. 14. Utrecht, Stichting Uitgeverij KNNV. 160 pp.
Nijssen, H. & S. J. de
Groot, 1987. De vissen van Nederland. Uitg. KNNV, Utrecht. nr. 42. 224 pp.
- Redeke, H.C., 1941. Fauna van Nederland. Afl. X: Pisces (Cyclostomi-Euichthyes)
(Ti-Tii). 1-331. Sijthoff, Leiden.
- Zoetemeyer,
R.B., 2010. Overzicht van de Nederlandse zeevissen. Uitg. Sportvisserij
Nederland, Bilthoven. 212 pp.
Code
126426
Auteurs
IvL (juli, 2018)
Commentaar
Grafieken