|
|
Slanke kleine zwaardschede
Ensis ensis
(Linnaeus, 1758) [ensis - vorm (Linnaeus, 1758)]
Zoekbeeld
Mariene tweekleppige. Tot 13,5 x 1,4 cm. 7-8 keer zo lang als hoog,
gelijkmatig gebogen. Kleurpatroon met lilaroze vlekjes in
een diagonaal patroon. Opperhuid olijfgroen. Alleen
groeilijnen. Afstand mantellijn tot voorrand bijna even groot als tot de
onderrand.
Lengte voorste sluitspierindruksel ongeveer 1¾ van de slotband.
Achterste spierindruksel op ca. 2 x de eigen lengte
van de mantelbocht. Sifonen kort, vergroeid, met korte tentakelkransjes. Lichaamskleur wit tot crème. Noordzee,
wat verder van de kust. Op het strand vooral oude kleppen.
Te verwarren met
De Brede kleine zwaardschede Ensis ensis (Linnaeus, 1758) forma phaxoides Van Urk, 1964. Deze kan de volgende afmetingen bereiken: L. 12 cm, H. tot 1,8 cm en heeft een meer gebogen onder- dan bovenrand, met de grootste breedte
in het midden. Ook is de achterzijde sterker versmallend en is het achterste – ovale – spierindruksel gelegen op ca. 1 x de eigen lengte van de mantelbocht.
Verder alleen te verwarren met met jonge exemplaren van de Amerikaanse zwaardschede Ensis directus en de Grote zwaardschede Ensis magnus.
Kenmerken
Afmetingen: L. tot 13,5 cm, H. tot 1,4 cm.
Schelpvorm: 7-8 keer zo lang als hoog, duidelijk gebogen. Voor- en achterrand afgerond, vrijwel even breed en gelijkmatig gebogen.
Schelpkleur: Patroon als bij de Amerikaanse zwaardschede. Meer lilaroze, opperhuid glanzend olijfgroen.
Sculptuur: Oppervlak met alleen groeilijnen.
Slot: Heterodont. Slotband uitwendig.
Binnenzijde schelp: Afstand mantellijn tot voorrand bijna even groot als tot de onderrand. Lengte voorste sluitspierindruksel ongeveer 1¾ van de slotband. Achterste – ovale – spierindruksel gelegen op ca. 2 x de eigen lengte van de mantelbocht.
Dier: Sifonen kort, vergroeid en met meerdere korte tentakelkransjes. Lichaamskleur wit tot crème. Tentakelkransjes soms met donkerdere ringen en vlekken. Voet bleekgeel tot roze.
Habitat en ecologie
Kleine zwaardschedes leven bij voorkeur in een verticale positie ingegraven in bijna pure zandbodems met geen of weinig slib, vanaf enkele meters beneden de laagwaterlijn tot diepten van ca. 60 m. Ze zitten meestal vlak onder het bodemoppervlak, maar kunnen zich snel dieper in de graafgang terugtrekken. Het zijn filteraars, het voedsel bestaat uit plankton, algen en andere in het water zwevende voedseldeeltjes. De dieren zijn van gescheiden geslacht. Voortplanting in voorjaar en zomer. Leeftijd: 2-4 jaar.
Areaal en verspreiding
Van Noorwegen en de Oostzee tot Marokko en de Middellandse Zee. In Nederland verspreid voorkomend over het hele kustgebied, met name in wat dieper water voor de Noord- en Zuid-Hollandse kust. Verder op noordelijke locaties in het zandige gebied ten zuiden van de 30 m-dieptelijn en op de Doggersbank.
Overig: De vroeger vlak bij de Nederlandse kust levende phaxoides-vorm is buiten Nederland alleen gemeld van Groot-Brittannië, België en Het Kanaal.
Literatuur
Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig
Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse
Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion
Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
Auteurs
(De Bruyne, Van Leeuwen,
Gmelig Meyling, Daan et al. -Ecologische atlas mariene weekdieren - 2013)
[B. Oonk, jan. 2014; IvL feb. 2014]
Commentaar
Grafieken