|
|
Grote zeenaald
Syngnathus acus
Linnaeus, 1758
Grote Zeenaald - Syngnathus acus. Oosterschelde, Zeelandbrug, 21-10-2016 (Foto: Erik de Boer)
Zoekbeeld
Zeevis. Tot 50 cm. Vis met een zeer langgerekt lichaam. Grijsachtig,
bruingroen, met een patroon van donkere en lichte banden. De huid
bestaat uit harde beenplaten. De kop is lang met een kleine,
naar boven staande, buisvormige bek. Borstvinnen en
staartvin klein, maar aanwezig. Rugvin klein maar
kenmerkend zichtbaar bij zwemmende exemplaren. Noordzee en kustwateren, langs de Nederlandse kust algemeen, met name in zeegaten.
Te verwarren met
Jonge exemplaren van de Grote Zeenaald lijken sterk op de Kleine Zeenaald. Alleen wanneer dieren groter dan 17 centimeter zijn gaat het met zekerheid om de Grote zeenaald. Bij deze soort is de snuit langer dan de helft van de kop (gemeten vanaf het kieuwdeksel), bij de Kleine Zeenaald is de snuit korter dan de helft. Verder heeft de Grote Zeenaald een dikke, benige uitstulping achter de kop.
Het is moeilijk de Kleine en de Grote Zeenaald op het oog uit elkaar te houden. Daarom zijn bij het MOO de soorten samengevoegd en wordt aan waarnemers gevraagd ook altijd de lengte op te geven.
Kenmerken
Afmetingen: Tot 50 centimeter lengte.
Kleur: Grijsachtig, bruin of groenachtig, met een patroon van donkere en lichte banden.
Vorm: De Grote Zeenaald heeft een langgerekt uiterlijk. De huid is hard en
bestaat uit beenplaten, in dwarsdoorsnede zou een markante achthoek te zien zijn. De kop is lang met een kleine,
naar boven staande bek.
Vinnen: Borstvinnen en staartvin klein, maar aanwezig. Rugvin verhoudingsgewijs klein maar kenmerkend zichtbaar bij zwemmende exemplaren.
Habitat en ecologie
De Grote Zeenaald kan gevonden worden op zand- en modderbodems, tussen stenen en grote wieren. De dieren leven tussen zeewier en mosdiertjes. Paaitijd in
voorjaar en zomer. Het vrouwtje zet tot ca. 400 eieren af, die ze deponeert in de
broedbuidel van (meerdere) mannetjes. De mannetjes zorgen verder voor de ontwikkelende eieren en larven (broedzorg). Het voedel van Zeenaalden bestaat uit kleine kreeftachtigen en vislarven, die ze met de buisvormige bek opzuigen.
Areaal en verspreiding
Noordoost-Atlantische Oceaan, Oostzee (deels), Noordzee tot een diepte van ca. 50 meter.
Langs de Nederlandse kust algemeen, vooral in zeegaten.
Literatuur
Nijssen, H., 2010.
Zeevissen. KNNV-Veldgids nr. 14. Utrecht, Stichting Uitgeverij KNNV. 160 pp.
Nijssen, H. & S. J. de Groot, 1987. De vissen van Nederland. Uitg. KNNV,
Utrecht. nr. 42. 224 pp.
Redeke, H.C., 1941. Fauna van Nederland. Afl. X: Pisces (Cyclostomi-Euichthyes)
(Ti-Tii). 1-331. Sijthoff, Leiden.
Zoetemeyer, R.B., 2010. Overzicht van de Nederlandse zeevissen. Uitg.
Sportvisserij Nederland, Bilthoven. 212 pp.
Code
Auteurs
W. Vlierhuis (2013)
[IvL mrt 2014]
Categorieën:
Soorten,
Vissen
Commentaar
Grafieken